
Dat blijkt uit een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam. De indirecte aandeelhouder wilde Centrale Bewerkingseenheid (CBE) en Refining & Trading Holland (North Refinery) verkopen aan het Duitse Avista Oil. North Refinery uit Delfzijl hield zich bezig met de afvoer en verwerking van afgewerkte smeer- en systeemolie, afvalolie en olieproducten, CBE had vergelijkbare activiteiten. Beide bedrijven gingen in 2015 failliet.
Miljoenen in depot
Enkele jaren eerder, in 2010, sloten de aandeelhouder en Avista een koopovereenkomst over verkoop van de aandelen in de twee Groningse oliebedrijven. Toen de partijen even daarvoor nog onderhandelden over de aandelentransactie vond een politie-inval plaats bij CBE/North Refinery. In verband daarmee spraken koper en verkoper af om een deel van de koopprijs (€ 3.622.567,00) in depot te houden op een notariële kwaliteitsrekening. De twee partijen spraken in de koopovereenkomst af onder welke voorwaarden de miljoenen alsnog zouden kunnen worden opgeëist. Dat zou pas gebeuren na afronding van een gerechtelijk onderzoek naar CBE en nadat duidelijk zou zijn welke negatieve financiële gevolgen die gerechtelijke procedure eventueel zou hebben.
Bindend advies
De partijen konden het echter niet eens worden over de verdeling van het bedrag in het depot. Ze spraken uiteindelijk af om hun geschil te laten beslechten door een registeraccountant/bindend adviseur zoals aangewezen door het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). drs. F.J. Heijman RA werd als bindend adviseur aangewezen. Hij besloot om het depot voor een bedrag van € 3.254.314,00 toe te wijzen aan Avista en voor een bedrag van € 379.353,00 aan de verkopende partij.
Cirkelredenering over PwC-rapporten
De verkopende aandeelhouder was het daar niet mee eens en hij stapte dan ook naar de civiele rechter. Daar voerde hij aan dat het bindend advies inhoudelijk onjuist is en volledig steunt op een cirkelredenering, en dat de beslissing daarom niet in stand kan blijven. De cirkelredenering heeft volgens de verkoper betrekking op PwC-rapporten die koper Avista gebruikte bij de bindend adviesprocedure. Volgens hem steunt de motivering van de bindend adviseur namelijk op de volgende redenering: “De Avista Rapporten tonen de negatieve consequenties van de [naam] Strafzaak aan, want dit volgt uit de Avista Rapporten.”
De rechtbank is echter met Avista van oordeel dat geen sprake is van een ondeugdelijke motivering van het bindend advies. Daarbij wordt overwogen: “Zoals vermeld, betreft het geschil tussen partijen de uitleg en toepassing van artikel 8.2 van de koopovereenkomst. In de bindend advies procedure hebben partijen het debat gevoerd over de vraag wat de strekking is van de term “judicial investigation”, zoals opgenomen in artikel 8.2 van de koopovereenkomst. [naam eiseres] bepleitte een koppeling met de ‘ [naam] strafzaak’, waardoor enkel de feiten die in het kader van de [naam] strafzaak ten laste zijn gelegd en zijn beoordeeld door de (straf)rechter relevant zijn in het kader van artikel 8.2 van de koopovereenkomst. Avista bepleitte een bredere strekking van het artikel. De bindend adviseur heeft de uitleg die [naam eiseres] aan artikel 8.2 van de koopovereenkomst gaf niet juist geacht. Dat heeft de bindend adviseur gemotiveerd uiteengezet in het bindend advies onder de nummers 79 tot en met 85. De motivering komt – kort samengevat – neer op het volgende. Partijen zijn het mechanisme van artikel 8.2 overeengekomen naar aanleiding van de politie-inval op 9 maart 2010. Uit notulen van een bespreking daarover op 18 maart 2010 volgt dat partijen de negatieve consequenties in ‘bredere zin’ hebben besproken (“any negatieve impact for the Buyer, like losing permits etc”) dan alleen de consequenties van een eventuele strafzaak. Op dat moment was een strafzaak bovendien nog niet aan de orde. De conclusie van de bindend adviseur is te vinden in nummer 85 van het bindend advies. De bindend adviseur heeft vervolgens uiteengezet en gemotiveerd (in nummers 86 tot en met 101) wat in zijn visie de negatieve consequenties zijn geweest. Daarbij heeft hij zijn uitleg van artikel 8.2 van de koopovereenkomst toegepast. In dat kader heeft hij gebruik gemaakt van de door partijen aan hem ter beschikking gestelde informatie, waaronder de door Avista in de procedure gebrachte rapporten van PwC. Het stond de bindend adviseur vrij dat te doen. […]
De rechtbank acht het bindend advies, anders dan [naam eiseres] stelt, niet innerlijk tegenstrijdig. Het is niet zo dat de bindend adviseur de PwC rapporten zonder meer heeft overgenomen. Hij heeft informatie aan die rapporten ontleend en die voor zijn oordeel gebruikt. Ook heeft hij gemotiveerd op welke punten hij de op die rapporten gebaseerde stellingen van Avista heeft gevolgd en op welke punten er voor hem aanleiding was daarvan af te wijken. Een en ander levert een navolgbare motivering op.”
Marcel Pheijffer partijdeskundige
De verkoper voerde daarnaast verder nog aan dat het bindend advies op zijn inhoud onjuist is. Hij liet achteraf het bindend advies becommentariëren door prof. mr. M. Pheijffer en overlegde diens rapport in de procedure. “Daarin heeft deze partijdeskundige als zijn mening naar voren gebracht dat de rapporten van PwC geen basis kunnen vormen voor toewijzing van het depot zoals bepaald in het bindend advies”, vermeldt het vonnis.
De rechtbank doet echter niets met dat kritische oordeel over het werk van PwC: “Deze partijdeskundige volgt de visie van [naam eiseres] op het gebied van de uitleg van artikel 8.2 van de koopovereenkomst en vindt dat de rapporten van PwC op een andere manier hadden moeten worden gebruikt. Wat daar ook van zij, deze deskundige is niet door partijen ingeschakeld als bindend adviseur. Het feit dat deze deskundige er anders over denkt dan de bindend adviseur en dat een andere uitkomst ook denkbaar zou zijn geweest, betekent niet dat de bindend adviseur, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De vraag die in deze procedure voorligt, is enkel of het bindend advies vernietigbaar is. Bij beantwoording van die vraag wordt een marginale toets aangelegd. De drempel om tot vernietiging te komen, wordt niet gehaald. Dat er wellicht op individuele punten kritiek mogelijk is op het bindend advies doet aan de bindende kracht van het advies niet af.”
Daarmee luidt het oordeel dat, “alle omstandigheden in aanmerking genomen, zich hier niet het geval voordoet dat de bindend adviseur in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Er is dan ook geen grond voor toewijzing van de vordering.”
Avista hoeft de verkoper dus niet de gevorderde €3,6 miljoen terug te betalen.
Geef een reactie