
Als een IB-onderneming wordt ingebracht in een besloten vennootschap zijn er twee verschillende manieren om dat te realiseren via een:
- ruisende inbreng (met fiscaal afrekenen)
- geruisloze inbreng (zonder fiscaal afrekenen)
Beide varianten kennen hun aandachtspunten. Juist door de aandachtspunten ligt het maken van fouten op de loer.
Bedingen stakingslijfrente
Als gekozen wordt voor een inbreng waarbij een (stakings)lijfrente wordt bedongen, is het van belang dat daarvoor een schriftelijke overeenkomst wordt aangegaan met de besloten vennootschap. Belangrijk is dat die overeenkomst pas getekend kan worden nadat de besloten vennootschap is opgericht.
Beroep op geruisloze inbreng
Bij de geruisloze inbreng op grond van artikel 3.65 wet IB moet een verzoek gedaan worden aan de Belastingdienst In de praktijk komt het geregeld voor dat verzuimd is om dat verzoek tijdig aan de Belastingdienst de stuurden. Als het verzoek te laat is gedaan, betekent dat de faciliteit van de geruisloze inbreng niet kan worden toegepast. In dat geval betekent het dat de overgang naar de besloten vennootschap met fiscaal afrekenen plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om te monitoren dat het verzoekschrift geruisloze inbreng tijdig aan de Belastingdienst wordt gestuurd. In de praktijk komt het zelfs voor dat het verzoek nooit is ingediend.
Maximale creditering geruisloze inbreng
Als gebruik wordt gemaakt van de faciliteit van de geruisloze inbreng gelden er eisen ten aanzien van wat maximaal gecrediteerd mag worden bij de inbreng van de onderneming In de besloten vennootschap. Als er een te hoge creditering plaatsvindt wordt in strijd met de voorwaarden gehandeld en moet afgerekend worden over de aanwezige stille reserves en goodwill.
Als er onroerend goed wordt ingebracht samen met de IB-onderneming is het van belang om de maximale crediteringsgrenzen in het oog te houden. Het uitgangspunt van de wet is dat tot maximaal 10% van de waarde van de onderneming gecrediteerd mag worden volgens de inbrengvrijstelling overdrachtsbelasting. Dat wordt echter anders als gekozen wordt voor een geruisloze inbreng, die kent weer een ander crediteringsmaximum (inkomstenbelasting schulden per 31 12 voorgaande jaar plus 5% van wat op de aandelen wordt gestort) en de ruisende inbreng kent dan weer geen crediteringsmaximum. Als bij de ruisende inbreng een stakingslijfrente bij de b.v. wordt bedongen, mag geen rekening gehouden worden met het crediteringsmaximum van 10%, dan mag alleen rekening gehouden worden met een creditering ter grote van de belastingschulden per einde voorafgaande boekjaar. Het is van belang om in het oog te houden dat men het creditering maximum voor de overdrachtsbelasting niet overschrijdt, Omdat dit tot 10,4% overdrachtsbelastingheffing leidt.
Gebruik de juiste fiscale faciliteit
Als bij de overgang naar de besloten vennootschap ervoor gekozen wordt om het onroerend goed in te brengen in een tussenhoudstermaatschappij, waarbij de onderneming wordt door ingebracht in een kleindochtermaatschappij is het van belang om de juiste fiscale faciliteiten te gebruiken. De Staatssecretaris van Financiën is van mening dat je niet twee keer achter elkaar een beroep kan doen op artikel 14 Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Dat betekent dat het uitzakken in de kleindochtermaatschappij van de onderneming met achterlating van het onroerend goed in de tussenhoudstermaatschappij binnen de fiscale eenheid vennootschapsbelasting (artikel 15 Wet Vpb 1969) moet plaatsvinden.
Tijdig verzoek om vormen fiscale eenheid vpb
Als gekozen wordt om de nieuwe structuur binnen fiscale eenheid vennootschapsbelasting op te zetten is het van belang dat het verzoek tot vormen van een fiscale eenheid vennootschapsbelasting tijdig verzonden wordt. Dat moet gebeuren binnen 3 maanden na de oprichting van de besloten vennootschappen. Houdt er rekening mee dat de boekjaren van de besloten vennootschappen die in de fiscale eenheid gevoegd worden gelijk lopen.
Het niet tijdig aanvragen van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting op het moment dat dit wel nodig is, leidt tot het vervallen van de faciliteit van de geruisloze inbreng wat betekent dat afgerekend moet worden over de aanwezigen stille reserves en eventuele goodwill.
Denk aan de anti-misbruikbepaling fiscale eenheid vpb
Als gekozen is voor het opzetten van de structuur binnen fiscale eenheid vennootschapsbelasting, is het van belang om de toekomstige gevolgen van het eventueel verbreken van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting in gedachten te houden. Als er binnen een fiscale eenheid vennootschapsbelasting is geschoven met activa met daarin stille reserves, geldt in beginsel een termijn van 6 jaar waarbinnen de fiscale eenheid vennootschapsbelasting niet mag verbreken. Gebeurt dat wel, dan moet alsnog afgerekend worden over de aanwezige stille reserves. Er is een uitzondering als geschoven is met activa waarbij aan de voorwaarden is voldaan van de bedrijfsfusie artikel 14Wet Vpb 1969, geldt een termijn van 3 jaar waarbinnen de fiscale eenheid niet mag verbreken. Dat is wel korter dan de termijn van 6 jaar. Wil men toekomen aan de verkorte termijn is het van belang dat er bij de inbreng In de bv binnen de fiscale eenheid vennootschapsbelasting niets gecrediteerd wordt. In de praktijk zie ik dat nog wel eens fout gaan. Dat is zonde omdat je dan met een langere termijn te maken krijgt waarbinnen de fiscale eenheid vennootschapsbelasting niet mag verbreken.
Formulering glijclausules
Bij een ruisende inbreng kan er achteraf een discussie ontstaan met de Belastingdienst over de hoogte van de stille reserves en goodwill. Als dat gebeurt is het belangrijk dat in de akten en/of overeenkomsten voldoende mogelijkheden zijn opgenomen via zogenaamde glijclausules om alsnog een hogere stakingslijfrente te bedingen voor zover dat mogelijk is. Belangrijk is om die glijclausule op de juiste wijze te formuleren.
Bekrachtigen rechtshandelingen voorperiode en vastleggen afspraken in een overeenkomst
Een laatste belangrijk punt wat geregeld over het hoofd wordt gezien dat als er al rechtshandelingen worden verricht namens de besloten vennootschap in oprichting, deze na de oprichting alsnog bekrachtigd worden. Ook moeten er een aantal overeenkomsten op papier worden gezet zoals de arbeidsovereenkomst van de DGA, de managementovereenkomst. Denk hierbij ook aan het aandeelhoudersbesluit wat de overeenkomsten moet bekrachtigen in de situatie van één aandeelhouder. Zonder de juiste overeenkomsten kan in het geval van een faillissement de aandeelhouder bestuurder in privé worden aangesproken.
mr. Ewoud de Ruiter is belastingadviseur bij 3RRR Belastingadviseurs.
Meer weten over de inbreng van de IB-onderneming in een besloten vennootschap? Volg dan de cursus daarover bij Fiscaal Vanmorgen
Geef een reactie