
Uitspraak: 24/3430 Wtra AK en 25/205 Wtra AK
Interne spanningen bij toezicht op zorgfonds
De klachten draaiden om de controle van het financieel jaarverslag 2022 en de financiële rechtmatigheidsverantwoording van een zorgfonds dat onder de verantwoordelijkheid van de betreffende overheidsinstantie valt. De klager was als controller sinds mei 2023 betrokken bij het fonds, terwijl de RA onderdeel was van het controleteam van een externe accountantsorganisatie. Binnen de organisatie speelden spanningen, onder meer tussen klager en een collega die formeel verantwoordelijk was voor een tweede fonds. De accountant was als senior manager bij het controleteam betrokken, maar niet als tekenend accountant. De verantwoording en controle vielen onder een overheidsprotocol, dat specifieke eisen stelt aan toelichtingen op zorgaanspraken. Een door klager opgesteld memo voldeed volgens de RA niet aan deze eisen, waarna het document werd aangepast door een collega van klager. Die aanpassing en het verdere verloop van de controle leidde uiteindelijk tot de klacht.
Tuchtklacht
Bij de Accountantskamer stelde de klager dat de accountant onder meer een vervalst document had geaccepteerd, de interne werkverdeling zou hebben geschonden, ongeoorloofde druk zou hebben uitgeoefend en fouten zou hebben toegestaan of zelfs gefaciliteerd. Ook werd de RA verweten dat hij zich onvoldoende zou hebben verzet tegen ontoelaatbaar gedrag van de leidinggevende van klager, en dat hij ten onrechte extra werkzaamheden zou hebben gefactureerd.
Beschuldigingen rond memo
Centraal in de klacht stond het memo over wettelijke aansprakelijkheid, die binnen de controlewerkzaamheden een belangrijke rol speelde. Volgens de klager was hij ten onrechte als auteur van de uiteindelijke versie van het memo vermeld, en zou het document om die reden als vervalst moeten worden aangemerkt. De Accountantskamer gaat daar echter niet in mee. Vastgesteld wordt dat de klager het memo oorspronkelijk had geconcipieerd, maar dat een collega de definitieve versie had aangepast en gedeeld, met behoud van de oorspronkelijke auteursvermelding. Dit wordt niet als misleiding of valsheid in geschrift aangemerkt. Bovendien lag het volgens de Accountantskamer niet op de weg van de RA om de juistheid van auteursvermelding of datering te controleren, aangezien de totstandkoming van het document had plaatsgevonden binnen een transparant overlegproces met alle betrokkenen.
Geen schending van interne werkverdeling
De klager stelde ook dat de accountant de door het management vastgestelde werkverdeling tussen hem en een collega had geschonden. Volgens de klager had de RA zich niet mogen wenden tot zijn collega voor een aanpassing van het memo, aangezien het onderwerp tot zijn takenpakket behoorde. De Accountantskamer stelt echter vast dat de werkverdeling een interne aangelegenheid betrof waar de accountant geen verantwoordelijkheid voor droeg. De keuze van de collega om het memo aan te passen viel binnen diens bevoegdheden en kan de RA niet worden aangerekend.
Arbeidsconflict en integriteitskwestie
Een ander verwijt betrof de vermeende passiviteit van de RA in het licht van een arbeidsconflict tussen de klager en zijn leidinggevende. De klager meent dat de RA zich actiever had moeten opstellen, onder meer door de overheidsinstantie aan te spreken op mogelijk niet-integer gedrag jegens een klokkenluider. De Accountantskamer concludeert echter dat de RA pas in april 2024 via een e-mail kennis had genomen van het conflict. De accountant nam daarop direct contact op met de betrokken manager en informeerde zijn eigen leidinggevende. Uit navraag bleek bovendien dat het conflict geen raakvlakken had met de controleopdracht. De RA was daarom niet gehouden verdere actie te ondernemen, aldus de tuchtrechter.
Druk en vermeende fouten in controle
Ook het verwijt dat de RA druk zou hebben uitgeoefend op de klager om fouten of inconsistenties in de verantwoording te accepteren, wordt verworpen. De discussie betrof een specifieke post rondom persoonsgebonden budgetten (pgb), die volgens de klager onjuist als indirecte geldstroom was verantwoord. De RA verwees naar een interne beleidsnota van de overheidsinstantie uit 2020, waarin deze interpretatie werd vastgelegd. De betreffende post van € 4,7 miljoen was volgens het controleteam bovendien niet materieel in het licht van de gehanteerde grens van € 286 miljoen. De Accountantskamer volgt dit standpunt en concludeert dat geen sprake was van een fout, laat staan van ongeoorloofde druk.
Facturering buiten verantwoordelijkheid RA
Tot slot richtte de klager zich ook nog tegen de facturering van extra werkzaamheden aan de overheidsinstantie. Hij stelde dat deze werkzaamheden het gevolg waren van zijn opstelling binnen het controletraject, wat hij als onterecht en indirect bestraffend beschouwde. De Accountantskamer stelt vast dat de RA niet verantwoordelijk was voor de facturatie. Deze taak viel onder de eindverantwoordelijk accountant binnen de opdracht, en de RA was daar vaktechnisch noch organisatorisch bij betrokken.
De klachten worden daarmee in alle onderdelen ongegrond verklaard.
Geef een reactie