Bij een rechtszaak over de berekening van invorderingsrente hebben eisers met succes een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. De Rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat eisers erop mochten vertrouwen dat er geen invorderingsrente berekend zou worden over de periode waarvoor zij onder een algemene uitstelregeling, uitstel van betaling kregen.
In geschil was de periode waarover invorderingsrente verschuldigd was: twee weken na de uiterste betaaldatum vermeld op de aanslagen of na het generieke verleende uitstel. In de brieven stond een automatisch uitstel van betaling met vier maanden en dat invorderingsrente verschuldigd werd bij betaling na de uiterste betaaldatum. De brieven waarin het uitstel wordt medegedeeld worden door de rechtbank gezien als individuele toezeggingen.
Verstrijken
Bezien vanuit het perspectief van eisers kan redelijkerwijs uit de brieven opgemaakt worden dat de invorderingsrente alleen berekend zou worden na het verstrijken van de verlengde betalingstermijn. De rechtbank vond het logisch dat niet alleen vier maanden uitstel van betaling was verleend, maar dat belastingschuldigen ook geen invorderingsrente over die periode verschuldigd waren. Bovendien was een berekening van de invorderingsrente na de datum van het verkregen generieke uitstel van betaling niet zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing dat de belastingschuldigen redelijkerwijs de onjuistheid daarvan hadden kunnen en moeten beseffen.
Onjuiste verwijzing
Verder bevatten de brieven van de Belastingdienst ook nog eens een verwijzing naar verdere informatie op de website van de Belastingdienst, maar met niet bestaande hyperlinks. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder onterecht heeft afgezien van het horen van eisers. Een juiste wetstoepassing betekent niet dat een bezwaar kennelijk ongegrond is. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur kunnen die wetstoepassing immers opzij zetten.De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en verminderde de in rekening gebrachte invorderingsrente.
Geef een reactie