De driejaarstermijn bij bedrijfsoverdracht moet niet gelden voor de partner van de belastingplichtige. Dat is een van de vijf voorstellen die LTO Nederland bij het ministerie van Financiën heeft ingediend voor een eenvoudiger en logischer belastingstelsel voor boeren en tuinders.
De organisatie doet dit naar aanleiding van de oproep van het ministerie van Financiën om in het kader van het Belastingplan 2017 oplossingen aan te dragen voor knelpunten die burgers en bedrijven ondervinden. Hans Koehorst, LTO-specialist Fiscaal beleid, en Bert van den Kerkhof, voorzitter vakgroep Recht van de VLB, hebben samen een reeks praktische voorstellen uitgewerkt en ingediend bij het ministerie van Financiën. ‘De oproep kwam op het juiste moment. Zo kunnen we knelpunten in de belastingwetgeving voor agrariërs heel direct aankaarten’, aldus Koehorst.
Driejaarstermijn
Een ondernemer die zijn bedrijf overdraagt, hoeft volgens de Wet inkomstenbelasting niet af te rekenen over de stille reserves in het bedrijfsvermogen. Voorwaarde is wel dat de overdrager ten minste drie jaar heeft samengewerkt met de opvolger, ook zijn of haar partner. LTO vindt dat de driejaarstermijn niet moet gelden voor de partner van de belastingplichtige. Die is doorgaans al jarenlang nauw verbonden met de onderneming. ‘Dit werpt een onnodige drempel op bij het toetreden van een partner tot onderneming of samenwerkingsverband’, oordeelt Van den Kerkhof. Wanneer een ondernemer de helft van zijn onderneming overdraagt aan zijn echtgenote, geldt de vrijstelling van overdrachtsbelasting niet als er sprake is van huwelijkse voorwaarden. ‘Opmerkelijk’, vindt Van den Kerkhof. ‘Een ondernemer kan zijn onderneming vrij van overdrachtsbelasting overdragen aan een broer en of een schoonzus, maar niet aan zijn echtgenote.’ LTO stelt verder voor om de voorwaarden bij overdracht tussen bloed- en aanverwanten tot de tweede graad aan te passen. De vrijstelling moet ook gelden voor een overdracht aan de eigen echtgenoot.
Paardenhouderij
Voor de fiscale behandeling van de paardenhouderij zijn verschillende voorstellen ingediend. Zo pleit LTO ervoor om het fokken en opfokken van paarden te blijven bestempelen als landbouwactiviteit waarvoor het BTW-tarief van 6 procent geldt. In aansluiting daarop zou ook de verzorging van ‘pensioenpaarden’ onder het lage BTW-tarief moeten vallen.
De verhoging van de assurantiebelasting van 9,7 procent naar 21 procent, drie jaar geleden, trekt volgens LTO met name een zware wissel op de brede weersverzekering. Ondernemers die hun gewassen willen verzekeren tegen schade door ongunstige weersomstandigheden, worden op extra kosten gejaagd. ‘Tot wel duizenden euro’s die nauwelijks in de afzetprijs doorberekend kunnen worden’, zegt Koehorst. ‘We pleiten er daarom voor om de brede weersverzekering onder de vrijstellingen voor de assurantiebelasting te brengen.’
Geef een reactie