Een werknemer sluit een beëindigingsovereenkomst zonder transitievergoeding met wederzijds goedvinden. Later claimt hij toch recht te hebben op deze vergoeding. Het verzoek echter werd afgewezen. Volgens de rechter is een werkgever niet verplicht om de werknemer te wijzen op de regels rondom de transitievergoeding.
Op basis van de duur van de arbeidsovereenkomst zou de productiemedewerker bij een opzegging van de arbeidsovereenkomst of bij een ontbinding van het arbeidscontract op initiatief van de werkgever recht hebben op een transitievergoeding. In de beëindigingsovereenkomst was echter geen ontslag- of transitievergoeding opgenomen.
De werknemer vond dat hij recht had op de transitievergoeding, omdat volgens hem uit de beëindigingsovereenkomst op te maken viel dat het initiatief van de beëindiging uitgegaan was van de werkgever. Tevens vond de productiemedewerker dat een werkgever verplicht is om een werknemer erop te wijzen dat hij in principe aanspraak kan maken op een transitievergoeding.
De kantonrechter ging niet mee in deze argumenten. Volgens de rechter ging het in deze zaak niet over een opzegging van het dienstverband (of een ontbinding), maar van een beëindiging met wederzijds goedvinden. En in dat geval bepaalt de wet dat de werknemer geen aanspraak kan maken op een transitievergoeding.
Daarnaast biedt de Wet werk en zekerheid geen algemene spreekplicht op grond waarvan werkgevers in het kader van een onderhandeling over een beëindigingsovereenkomst zouden moeten wijzen op de mogelijke aanspraak van de werknemer op een transitievergoeding. De werknemer had gebruik kunnen maken van de bedenktermijn van 14 dagen om de overeenkomst te ontbinden.
Bron: ontslag.nl/ECLI:NL:RBMNE:2015:8803
Geef een reactie