De rechtbank Den Haag oordeelt in een zaak dat de medische vrijstelling BTW niet van toepassing is op psychotherapeuten.
De zaak betrof een niet BIG-geregistreerde psychotherapeut die een beroep deed op het arrest Solleveld van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) om de medische vrijstelling BTW van artikel 11 Wet OB te kunnen toepassen.
Volgens de rechtbank heeft de psychotherapeut niet aangetoond dat zijn opleidingsniveau vergelijkbaar is met dat van een BIG-geregistreerde psycholoog en psychotherapeut. Vergoeding van de behandelkosten door zorgverzekeraars, verwijsbrieven van artsen en verklaringen van collega’s doen niet af aan dit oordeel. Er is geen sprake van een met het arrest Solleveld vergelijkbare situatie.
Wel/niet vrijgesteld
Sinds het arrest Solleveld wordt met regelmaat door niet BIG-geregistreerden de medische vrijstelling ingeroepen. Dat is mogelijk als wordt aangetoond dat men over beroepskwalificaties beschikt die waarborgen dat de geboden verzorging een kwaliteitsniveau heeft dat gelijkwaardig is aan dat volgens de Wet BIG.
De psychotherapeut in kwestie heeft een zogenaamde ECP-opleiding gevolgd, aangevuld met andere opleidingen en behaalde certificaten. Dit is volgens de rechtbank qua studieduur niet te vergelijken met een postdoctorale opleiding zoals de Wet BIG die eist. De vanuit EAP en NAP georganiseerde bijscholingsprogramma’s missen volgens de rechtbank bovendien een objectieve en toetsbare kwaliteitsbewaking.
Alles wat als medische dienstverlening wordt vervaren is niet per definitie vrijgesteld van BTW. Daarvoor moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan.
Geef een reactie