Wiebes vindt het nog niet het moment om wetgevend te anticiperen op een eventuele negatieve uitspraak van het HvJ EU met betrekking tot het fiscale eenheidsregime.
Dat schrijft de staatssecretaris in de memorie van antwoord over het wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid naar de Eerste Kamer.
De discussie rondom fiscale eenheidsregimes is ontstaan naar aanleiding van een uitspraak van Het Europese Hof van Justitie van 2 september 2015 in de Groupe Steria zaak. Het betekent dat er in de toekomst sprake zal zijn van een ‘per- element benadering.’ Door het arrest zou Nederlandse fiscale eenheidsregime in gevaar kunnen komen.
Erkenning pre-elementbenadering
Een erkenning van de per-elementbenadering door het HvJ EU kan mogelijk grote budgettaire gevolgen hebben, schrijft Wiebes. Volgens hem is het lastig te voorspellen wat de uitkomst van de lopende en eventueel nog komende procedures is. Ook het mogelijke effect daarvan op de Nederlandse wet- en regelgeving is lastig te voorspellen. Om die reden ziet ook de Hoge Raad aanleiding prejudiciële vragen op dit terrein te stellen.
Mogelijke scenario’s
Wiebes denkt wel na over mogelijke scenario’s naar aanleiding van de gevolgen van het Groupe Steria-arrest. De mogelijke scenario’s variëren van het vervangen van het huidige fiscale-eenheidsregime door een ander regime. Tot het aanpassen van specifieke wettelijke bepalingen die bijvoorbeeld moeten gaan worden toegepast alsof er geen fiscale eenheid is. Ook internationale ontwikkelingen, zoals de implementatie van EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken spelen een rol.
Wetgevend antivciperen
Vanwege alle onduidelijkheden, onzekerheden en de mede daaruit voortvloeiende complexiteit is het volgens Wiebes nog niet het moment om wetgevend te anticiperen op een eventuele negatieve uitspraak van het Hof. Evenmin vindt hij het niet verstandig, mede gelet op de daaraan verbonden negatieve budgettaire gevolgen (die dan gedekt zouden moeten worden), om bij voorbaat specifieke wettelijke bepalingen aan te passen of af te schaffen, terwijl dat mogelijk achteraf bezien onnodig blijkt te zijn.
In de memorie van antwoord gaat de staatssecretaris ook nog in op de vragen van de NOB met betrekking tot het wetsvoorstel.
Geef een reactie