Minister Blok (Veiligheid en Justitie) heeft in antwoord op vragen van de Eerste Kamer de inlichtingenplicht bij faillissementen nader toegelicht. Curatoren krijgen in de nieuwe Wet versterking positie curator meer bevoegdheden. Failliete ondernemers (en hun accountants) moeten hen gevraagd en ongevraagd op de hoogte stellen van feiten waarvan zij weten dat die van belang zijn voor de afwikkeling van het faillissement.
De VVD-fractie in de Eerste Kamer had Blok vragen gesteld over wat die informatieplicht nu precies betekent. Zo wilden zij weten wat precies wordt bedoeld met onregelmatigheden waarover de curator de rechter-commissaris vertrouwelijk moet informeren: moet het dan altijd gaan om handelingen die strafbare feiten opleveren? “Er is bewust gekozen voor een neutrale omschrijving van de notie ‘onregelmatigheden’, omdat de uiteindelijke juridische kwalificatie niet aan de curator is”, antwoordt Blok. “De notie is niet bij voorbaat beperkt tot in potentie strafbare gedragingen, zoals fraude en valsheid in geschrifte, maar kan ook feiten en omstandigheden omvatten die doen vermoeden dat er sprake is van, bijvoorbeeld, bewuste tegenwerking van de curator, paulianeuze handelingen, een repeterend faillissement of (kennelijk) onbehoorlijk bestuur. Het gaat, bijgevolg, ook om onregelmatigheden die geen strafbaar feit opleveren, maar wel een verzoek tot oplegging van een civielrechtelijk bestuursverbod op grond van artikel 106a Fw kunnen rechtvaardigen, een actio pauliana of een vordering wegens bestuurdersaansprakelijkheid.”
Strafrechtelijke veroordeling
De VVD’ers vroegen zich af of het aangaan van betalingsverplichtingen in de wetenschap dat die niet kunnen worden voldaan, ook onder onregelmatigheden valt. Dat bevestigt de minister. “Overigens is het niet zo dat er, in de door de leden van de VVD-fractie genoemde omstandigheden, nauwelijks risico op een strafrechtelijke veroordeling bestaat. Als er sprake is van (medewerking aan of toestemming voor) verbruik, uitgaven of vervreemding van buitensporige middelen van een rechtspersoon, als gevolg waarvan crediteuren in hun verhaal worden beperkt, riskeert een (feitelijk) bestuurder of commissaris bijvoorbeeld een veroordeling op basis van artikel 342 Wetboek van Strafrecht.”
Bestuursverbod
Bestuurders moeten altijd de curator informeren, ook als die niet om informatie heeft gevraagd. “Het gaat daarbij om feiten en omstandigheden waarvan iemand weet of hoort te weten dat die voor de omvang, het beheer of de vereffening van de boedel van belang zijn.” Blok noemt de aanwezigheid van buitenlandse vermogensbestanddelen, zoals banktegoeden en onroerend goed, als voorbeeld. “Evenals nu, kan degene die deze verplichtingen niet nakomt straks in verzekerde bewaring worden gesteld. In bijzondere gevallen kan bovendien een civielrechtelijk bestuursverbod worden opgelegd wegens ernstige tegenwerking van de curator. Verder kan er strafrechtelijke vervolging worden ingesteld wegens het niet nakomen van deze inlichtingenplichten.”
Nemo tenetur
Zo’n mededelingsplicht zou wel eens het nemo-teneturbeginsel kunnen schenden, was het vermoeden. Dat beginsel houdt in dat iemand niet aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken. Maar dat vindt Blok niet: “De inlichtingen- en medewerkingsplichten van de failliet en anderen jegens de curator hebben een functioneel karakter, in die zin dat zij volledig en uitsluitend ten dienste van de afwikkeling van het faillissement staan. Zoals bij een andere gelegenheid al is opgemerkt, is er in dat stadium nog geen sprake van een strafrechtelijk onderzoek, laat staan van een ‘criminal charge’ tegen iemand.”
Wilsafhankelijk materiaal
Wel komt het nemo-teneturbeginsel in beeld als de afgelegde verklaringen zijn verkregen onder dwang of dreiging van een sanctie. “Dit geldt overigens alleen voor zover het gaat om wilsafhankelijk materiaal, zoals een persoonlijke verklaring. Met betrekking tot het afgeven van de administratie aan de curator laat artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wel voldoende ruimte voor eventueel later gebruik als strafrechtelijk bewijs. Het betreft hier zogenaamde wilsonafhankelijke gegevens, niet betreffende verklaringen van de betrokkene. Hetzelfde geldt voor het gebruik van bankafschriften. Overigens stelt het nemo-teneturbeginsel alleen grenzen aan het gebruik van iemands eigen inlichtingen. Het laat onverlet, en is niet in strijd met artikel 6 EVRM, dat iemand wordt vervolgd en berecht voor dezelfde (strafbare) feiten als waarover hij de curator inlichtingen heeft verstrekt, maar op grond van een bekentenis of bewijs dat op andere wijze is verkregen, zoals getuigenverklaringen of dossieronderzoek. Evenmin kan iemand voor zichzelf strafrechtelijke immuniteit bewerkstelligen door de curator maar alles te vertellen wat
hij weet.”
Geef een reactie