De toezichthouders op de financiële sector zouden een actievere rol moeten spelen om de drempels voor fintech-ontwikkelingen zo laag mogelijk te maken. Zo zouden ze een mandaat moeten krijgen om concurrentie te bevorderen, naast hun rol in risicomonitoring en -beheer en bescherming van klanten. Zij moeten bovendien hun kennis van digitale technologie sterk vergroten om nieuwe risico’s te kunnen identificeren en beheersen. Dat zegt voormalig minister Willem Vermeend in een brief aan de Tweede Kamer.
Vermeend is door de overheid aangesteld als fintech-afgezant die zich inspant om Nederland op de kaart te zetten als centrum van financiële vernieuwing. Hij heeft tien aanbevelingen gedaan aan het komende kabinet; daaronder zijn enkele aanbevelingen gericht op toezicht. Zo zouden de toezichthouders technologie ook moeten inzetten om hun taken efficiënt en effectief uit te voeren. “De overheid moet meer in direct contact staan met toezichthouders en (via hen) met de markt om de doorlooptijd tussen introductie van innovatie en passende wetgeving voor nieuwe ontwikkelingen te verkleinen. In de samenwerking tussen de toezichthouders lijkt de autoriteit persoonsgegevens nog niet te kunnen aanhaken”, stelt Vermeend vast.
Toezichthouders zouden ook de informatievoorziening rondom (financiële) vergunningverlening moeten verbeteren en de doorlooptijd van vergunningsaanvragen moet worden verkleind, “bijvoorbeeld door een snelle voorlopige vergunning (om nieuwe diensten en producten te testen in een afgekaderd speelveld) en recht om vergunningen aan te passen”.
Smart Industry
In zijn brief schetst Vermeend Economie 4.0, die de komende decennia gaat beheersen. De overheid heeft in 2015 samen met het bedrijfsleven een actieagenda opgesteld om het Nederlandse bedrijfsleven om te vormen tot een ‘Smart Industry’. “Dat maakt het mogelijk dat productieprocessen efficiënter, flexibeler, duurzamer en meer op maat worden ingericht. Tegelijkertijd kan deze ontwikkeling een belangrijke bijdrage leveren aan het halen van de klimaatdoelstellingen die in Parijs zijn afgesproken.”
Nieuwe concurrenten van buiten de branche veranderen de financiële markt. “Wanneer men spreekt over het versterken van de financiële sector wordt daarmee dus niet alleen de huidige financiële sector bedoeld. Daarnaast verandert het landschap ook uitdrukkelijk van een nationaal naar een Europees/internationaal speelveld.”
Wetgeving
Hoewel er al diverse fintech-initiatieven zijn, moet de financiële sector volgens Vermeend met nieuwe, innovatieve activiteiten komen die inspelen op de toekomst en waarbij technologische innovaties centraal staan.
Daarbij is belangrijk dat de wetgeving zich aanpast aan de veranderingen. “Gelet op de snelheid van ontwikkelingen waarbij wet- en regelgeving mogelijk nog onvoldoende rekening houdt met innovaties zullen de markt en toezichthouders meer moeten experimenteren dan nu het geval is bijvoorbeeld met inzet van Robo Advice, Big Data en Blockchain in de financiële sector.” Nederland zou voorop kunnen lopen op het gebied van fintech, maar de praktijk is anders, schrijft Vermeend. “Nederland heeft van nature een leidende rol op het gebied van innovatie en technologie, maar kent momenteel in onderwijs, overheidsbeleid en toezicht een achterstand om dit voor de toekomst te borgen.”
Zes investeringsgebieden
Vermeend adviseert om een Nederlandse visie op de digitale economie te formuleren. Hij ziet zes onderwerpen waarin op korte termijn geïnvesteerd moet worden:
– digital services (inclusief fintech);
– cyber security;
– fraude, databescherming en privacy;
– financiële en digitale geletterdheid van consumenten en werknemers;
– gebruiksgemak en communicatie van (overheids)diensten;
– kunstmatige intelligentie, encryptie en blockchain als technologische drijfveren.
Vermeend voorziet dat door de digitale transitie potentieel zowel de werkloosheid als de vraag naar specifieke arbeid hoog oplopen. “Maatregelen zijn nodig om de transitie naar – en employability voor – de digitale wereld te vergroten.” Met name op het gebied van onderwijs moet worden geïnvesteerd in kennis op digitaal en financieel gebied, zo beveelt Vermeend aan. Daarnaast zou er ook een internationale campagne moeten worden gevoerd: “Om de wereld kenbaar te maken hoe we in Nederland omgaan met digitalisering en daarmee de aantrekkingskracht van Nederland te vergroten, zal een integrale (Engelstalige) communicatie aanpak moeten worden uitgerold om de wereld te overtuigen van deze visie en de digitale innovatiekracht van Nederland.”
Geef een antwoord