Een ondernemer die onterecht btw-teruggaven kreeg verleend mocht aan die teruggaven het vertrouwen ontlenen dat de inspecteur zijn standpunt had bepaald en dat naheffing in geen geval zou plaatsvinden, oordeelt het Gerechtshof Den Haag. Er waren door de ondernemer op verzoek gegevens verstrekt, maar toch werd de fout niet opgemerkt. Het Hof acht in dit verband van belang dat het de controlerende ambtenaren na een slechts zeer marginale controle meteen duidelijk had moeten zijn dat geen recht op aftrek bestond.
Uitspraak: ECLI:NL:GHDHA:2019:466
De man begeleidde (minderjarige) artiesten en had van 1 januari 2012 tot en met 1 januari 2015 een eenmanszaak. In februari 2016 hield de fiscus een boekenonderzoek waarbij werd ontdekt dat de man te veel btw had teruggekregen over het derde en vierde kwartaal van 2012. De inspecteur wilde de teruggaaf naheffen, maar de man ging daartegen in beroep.
Marginale toetsing
De inspecteur voerde bij het Hof aan dat verzoeken om teruggaaf in de regel snel en zonder grondige controle worden afgedaan, slechts na marginale toetsing. Dat geldt volgens de inspecteur ook als de ondernemer bij het verzoek om teruggaaf een berekening of andere stukken heeft overgelegd en de inspecteur bij bestudering van het verzoek om teruggaaf de fout had kunnen ontdekken. Bij het verlenen van de verzoeken om teruggaaf stelt de inspecteur niet uitdrukkelijk een standpunt te hebben ingenomen of een toezegging kenbaar te hebben gemaakt waaraan de ondernemer het vertrouwen mocht ontlenen dat na controle achteraf geen correctie zou kunnen plaatsvinden. Verder zijn de teruggaven, naar de inspecteur stelt, verleend onder voorbehoud van correctie achteraf.
Onderzoek naar aanvaardbaarheid
De ondernemer bracht daar tegenin dat de teruggaven zijn verleend nadat onderzoek heeft plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van het recht op aftrek. Hij kon daarom redelijkerwijs aannemen dat de inspecteur een standpunt had bepaald. De ondernemer heeft desgevraagd alle facturen ingestuurd en als reactie gekregen dat de aftrek is verleend.
Meteen duidelijk
De inspecteur voerde daarnaast aan dat het voor de ondernemer meteen duidelijk moet zijn geweest dat geen recht op aftrek bestond bij de ingediende aangiften. Het was volgens de inspecteur zeker geen complexe aangelegenheid, sterker nog: het was evident dat geen recht op aftrek bestond. De ondernemer had daarom beter moeten weten. Dat een dergelijke evidente kwestie aan de aandacht van de controlerende ambtenaren is ontsnapt kon de inspecteur niet verklaren.
Geen enkele fiscale kennis
De ondernemer stelde dat hij over geen enkele fiscale kennis beschikt en vertrouwde op het oordeel van de Belastingdienst. Dit geldt volgens de ondernemer des te meer omdat meerdere verzoeken om teruggaaf zijn verleend zonder dat nadere vragen zijn gesteld.
Vertrouwen dat standpunt is bepaald
Het Hof oordeelt in navolging van de rechtbank Den Haag ‘dat de man aan de verleende teruggaven het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de Inspecteur ter zake zijn standpunt had bepaald en dat naheffing in geen geval zou plaatsvinden (zie HR 14 juni 1989, nr. 25 190, ECLI:NL:HR:1989:ZC4055). Het Hof acht in dit verband van belang dat ook na een slechts zeer marginale controle het de controlerende ambtenaren aanstonds duidelijk had moeten zijn dat geen recht op aftrek bestaat. De reden dat is nageheven betreft geenszins een ingewikkelde complexe kwestie die niet bij een, ook zeer marginaal onderzoek naar boven komt. Alsdan staat het vertrouwensbeginsel in de weg aan naheffing. De stelling van de Inspecteur dat belanghebbende zich had moeten realiseren dat geen recht bestond op aftrek en dat hij daarom geen vertrouwen kan ontlenen aan de verleende teruggaven faalt nu belanghebbende onweersproken heeft gesteld over geen enkele fiscale kennis te beschikken en dat hij desgevraagd alle bonnen aan de Inspecteur ter controle heeft overgelegd.’
Geef een reactie