Een Integrale Auditor bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die de postacademische opleiding tot registeraccountant volgt heeft het flink aan de stok gekregen met haar werkgever over vermeend pestgedrag van collega’s en het dwarsbomen van haar bedrijfsstage bij de SVB in het kader van de opleiding. Volgens de vrouw verspreidden collega’s roddels over naaktfoto’s van haar die zouden circuleren. De rechtbank Amsterdam vindt echter dat daarvan niets is bewezen.
Pesterijen
Bij de rechter voerde de vrouw aan dat ze werkzaamheden toebedeeld krijgt die ver onder haar niveau liggen en dat ze daardoor niet in de gelegenheid wordt gesteld om haar opleiding tot registeraccountant af te ronden. Daarnaast vroeg ze om een onafhankelijk onderzoek naar pesterijen die volgens haar jarenlang hebben geduurd. Collega’s zouden volgens haar hebben gesuggereerd dat de vrouw zou zijn gedrogeerd en verkracht en dat daar foto’s van rondgingen, meldde RTL op basis van de zitting. Haar werkgever trad daar niet tegen op, maar probeerde de vrouw te ontslaan, bleek tijdens het kort geding bij de rechtbank in Amsterdam.
Het pestgedrag heeft een enorme impact op haar leven gehad, vertelde de medewerkster in de rechtbank. In 2014 raakte ze ernstig depressief en langdurig arbeidsongeschikt. De Commissie Integer Handelen (CIH) van de SVB deed onderzoek naar het pestgedrag, maar vond daarvoor geen bewijzen. Volgens de vrouw was de commissie niet onafhankelijk.
Zorgvuldig onderzoek
Of de SVB nog moet worden veroordeeld om (opnieuw) een onderzoek te gelasten, zoals door de vrouw gevorderd, is volgens de rechter afhankelijk van het antwoord op de vraag of de CIH onafhankelijk is geweest en haar advies voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Dat is ook het geval, spreekt de rechtbank uit. ‘Uit het advies blijkt immers dat de CIH een uitgebreid feitenonderzoek heeft gedaan. Zij heeft zeven betrokkenen en veertien getuigen gehoord. De CIH heeft [eiseres bij dagvaarding] de mogelijkheid gegeven om tijdens een hoorzitting te reageren op de bevindingen uit de hoorzittingen met de betrokkenen en getuigen, waarvan zij ook gebruik heeft gemaakt. Aannemelijk is dan ook dat de CIH in redelijkheid tot haar unanieme conclusie, dat geen sprake is geweest van pestgedrag en schending van de integriteit door medewerkers van de SVB, kon komen.’
Praktijkstage
Over de vordering om de vrouw toe te laten tot de voor haar praktijkopleiding nodige werkzaamheden wordt het volgende overwogen. ‘De verstandhouding tussen partijen is niet goed en de onderlinge communicatie verloopt stroef. Partijen menen dat het aan de ander is te wijten dat het lang heeft geduurd voordat [eiseres bij dagvaarding] kon beginnen met de praktijkstage ten behoeve van de opleiding tot registeraccountant. [eiseres bij dagvaarding] stelt dat de SVB heeft nagelaten tijdig een planning te maken en haar geen werkzaamheden van voldoende niveau aanbiedt. De SVB heeft daartegen aangevoerd dat de werkzaamheden wel van voldoende niveau zijn en conform de richtlijnen van de NBA. Bovendien is [eiseres bij dagvaarding] voor een lange periode (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest en heeft zij zelf geen verantwoordelijkheid genomen bij de totstandkoming van de planning, aldus de SVB.
Dat de aanvang van de praktijkstage vertraging heeft opgelopen valt te verklaren uit de arbeidsongeschiktheid van [eiseres bij dagvaarding] . Vanaf mei 2017 is zij onafgebroken gedeeltelijk dan wel volledig arbeidsongeschikt geweest als gevolg van een verkeersongeval en een medische ingreep aan haar enkel. In verband met een revalidatietraject is in oktober 2018 in goed overleg tussen [eiseres bij dagvaarding] en [naam 1 praktijkbegeleider] besloten in april 2019 te starten met de praktijkstage.
Dat [eiseres bij dagvaarding] werkzaamheden verricht die onder haar niveau liggen en zij daardoor niet in de gelegenheid wordt gesteld om haar opleiding tot registeraccountant af te ronden is door de SVB gemotiveerd betwist. Zonder nadere bewijsvoering – waarvoor deze kortgedingprocedure zich niet leent – kan niet worden vastgesteld of daarvan sprake is. [eiseres bij dagvaarding] heeft bovendien ter zitting desgevraagd meegedeeld dat de stage thans loopt en haar samenwerking met [naam 1 praktijkbegeleider] , die niet bij de voorgeschiedenis betrokken is geweest, goed is. Hij heeft [eiseres bij dagvaarding] meegedeeld dat wat hem betreft onderhavig kort geding geen invloed zal hebben op hun samenwerking. Uit de e-mails van [naam 1 praktijkbegeleider] van april 2019 blijkt verder dat er een planning is opgesteld om zowel het jaarplan als het eerste semesterverslag tijdig te kunnen afronden. [eiseres bij dagvaarding] is bang dat de SVB slechts tijdelijk meewerkt in het kader van dit kort geding en dat zij haar in de toekomst zal gaan tegenwerken. Voor die vrees bestaan thans onvoldoende aanknopingspunten, gelet op de positieve houding van [naam 1 praktijkbegeleider] . De veronderstelling van [eiseres bij dagvaarding] dat het toch door toedoen van de SVB mis zal gaan is onvoldoende om de SVB te veroordelen haar in staat te stellen de voor haar praktijkopleiding nodige werkzaamheden te laten verrichten. Deze vordering zal worden afgewezen.’
Geef een reactie