De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State boog zich onlangs over een geschil tussen een student accountancy en De Haagse Hogeschool.
De examencommissie wees een verzoek van de student om een vrijstelling af, maar die liet het daar niet bij zitten.
De student startte in studiejaar 2019-2020 met de opleiding Accountancy aan De Haagse Hogeschool, en behoort daarmee tot cohort 2019. Onderdeel van het curriculum in de propedeuse zijn de vakken ‘Processen in Informatiesystemen’ en ‘Access’. Het eerste vak wordt onder meer getoetst met een projectopdracht, het tweede wordt schriftelijk getoetst. Onderdeel van het curriculum in het tweede studiejaar is het vak ‘Raadplegen en Ontwerpen van databases’. Dit vak wordt schriftelijk getoetst.
Geen schriftelijke toetsing door corona
In studiejaar 2019-2020 brak de coronapandemie uit. Gevolg hiervan was dat geen schriftelijke toetsing van het propedeusevak Access kon plaatsvinden. De examencommissie heeft gelet hierop besloten tot een alternatieve toetsing. Om een voldoende te halen voor het vak Access moest een voldoende worden gehaald voor: 1) de projectopdracht in het kader van het vak Processen in Informatiesystemen, en 2) een addendum bij het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases. Dit laatste is de schriftelijke toets: Access.
Alternatieve toetsing
De alternatieve toetsing betekende dat cohort 2019 niet (meer) de mogelijkheid had om de drie studiepunten voor het vak Access te halen in hun propedeusejaar. Raadplegen en Ontwerpen van databases is namelijk een tweedejaars vak. Daarmee had de alternatieve toetsing mogelijk ook invloed op het bindend studieadvies (BSA) dat de studenten uit cohort 2019 aan het einde van het propedeusejaar zouden krijgen. Om dat te ondervangen, besloot de examencommissie tot de volgende wijze van het toekennen van studiepunten. Het behalen van de projectopdracht in het kader van het vak Processen in Informatiesystemen zou resulteren in een ‘V’ van ‘Voldaan’ voor het vak Access, met toekenning van het volledig aantal studiepunten, te weten: drie. Studenten werden er wel op gewezen dat zij daarnaast het addendum moesten halen bij het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases in het tweede jaar.
Addendum niet behaald
In studiejaar 2019-2020 rondde de student de projectopdracht af met een 8,0. Daarom kreeg hij op 21 juni 2020 een ‘V’ voor het vak Access en drie studiepunten. In het studiejaar 2020-2021 werd het addendum bij het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases twee keer aangeboden. De student nam echter aan beide kansen niet deel. In studiejaar 2021-2022 werd een ‘bezemtoets’ aangeboden voor de studenten uit cohort 2019 die het addendum nog niet hadden gehaald. Hiervoor haalde de student op 11 april 2022 een 1,0. In studiejaar 2022-2023 werd het addendum niet meer aangeboden, omdat verondersteld werd dat geen extra (bezem)kans meer nodig was. Het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases werd dat jaar weer op de reguliere wijze getoetst met de schriftelijke toets: Databases. Hiervoor behaalde de student op 12 april 2023 een 6, en ontving daarvoor géén studiepunten.
Op 26 juni 2023 klaagde hij bij de examencommissie over het feit dat de drie studiepunten voor het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases nog niet aan hem waren toegekend. De student verzocht de examencommissie daarom om een vrijstelling voor het vak Access. In studiejaar 2023-2024 werd er een extra ‘bezemkans’ aangeboden voor het addendum. Hieraan nam de student deel. Op 11 december 2023 behaalde hij een 7,0 en vervolgens ontving hij ook de drie studiepunten.
Verzoek om vrijstelling afgewezen
De examencommissie wees het verzoek van de student om een vrijstelling voor het vak Access op 4 juli 2023 af. Daar werd aan ten grondslag gelegd dat een onderdeel van het vak Access nog niet door de student is ‘afgetoetst’. Daarop stapte hij naar de Raad van State. Kern van het geschil is of het College van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool (CBE) terecht heeft geoordeeld dat de examencommissie in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het verzoek van de student om vrijstelling voor het vak Access af te wijzen.
Oordeel: wettelijke grondslag
De Afdeling oordeelt dat de afwijzing op een wettelijke grondslag steunt: “Ingevolge artikel 10 van de OER kan de examencommissie beslissingen nemen in afwijking van die regeling wanneer de toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard of in alle gevallen waarin de OER niet voorziet. Niet in geschil is dat de coronamaatregelen in studiejaar 2019-2020 buitengewone omstandigheden waren die een vergaande impact hadden op de studievoortgang van studenten. Voor studenten uit cohort 2019 van de opleiding Accountancy waren de gevolgen onder meer dat de schriftelijke toets voor het vak Access niet meer kon worden afgenomen. Het onverkort toepassen van de OER zou er in die omstandigheden toe hebben geleid dat de studenten uit cohort 2019 niet meer 60 ECTS over het eerste jaar konden halen. Dit zou mogelijk impact hebben gehad op het behalen van het BSA door studenten. Dit heeft de examencommissie beoordeeld als een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 10 van de OER. Zij heeft daarom op 17 april 2020 besloten om het vak Access op een alternatieve manier te toetsen. De beslissing van 4 juli 2023 om geen vrijstelling te verlenen voor het vak Access, omdat [appellant] het addendum nog niet heeft behaald, moet in het licht van deze beslissing van 17 april 2020 worden gezien. Daarmee steunt de beslissing van de examencommissie op artikel 10 van de OER.”
Beslissing zorgvuldig tot stand gekomen?
Bij de vraag of de beslissing zorgvuldig tot stand is gekomen overweegt de RvS dat het de zorgvuldigheid van de afwijzing heeft te beoordelen, niet de zorgvuldigheid van de alternatieve toetsing: “De Afdeling stelt vast dat de zorgvuldigheid van de alternatieve toetsing van het eerstejaars vak Access zelf niet voorligt. Daartoe overweegt de Afdeling dat de examencommissie op 17 april 2020 akkoord heeft gegeven op het voorstel van de Opleidingsmanager AC om het vak Access op een andere wijze te toetsen. Deze beslissing is op 17 april 2020 aan cohort 2019 gecommuniceerd en is op 22 april 2020 toegelicht. Aan deze alternatieve toetsing heeft [appellant] ook in studiejaar 2021-2022 deelgenomen. Voor zover het beroep van [appellant] is gericht tegen de zorgvuldigheid van de alternatieve toetsing zelf had het daarom op de weg van [appellant] gelegen om hiertegen eerder een rechtsmiddel in te stellen. Aangezien [appellant] dit niet heeft gedaan ligt nu alleen nog de vraag voor of de beslissing van 4 juli 2023 zorgvuldig tot stand is gekomen.”
Ook wat dat betreft heeft de student geen punt, oordeelt de RvS: “Voor de vraag of de beslissing van de examencommissie om géén vrijstelling te verlenen voor het vak Access zorgvuldig tot stand is gekomen is relevant of de examencommissie gezien de feiten en omstandigheden op een voldoende zorgvuldige wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 10 van de OER. De examencommissie heeft direct na haar akkoord op de alternatieve toetsing van het vak Access op 17 april 2020 een e-mail gestuurd aan cohort 2019. Verder is in de e-mail van 22 april 2020 aan cohort 2019 opgenomen dat het examenprogramma van cohort 2019 is aangepast. In die e-mail is expliciet opgenomen dat de toetsing voor het vak Access wordt verspreid over een projectopdracht van het eerstejaars vak Processen in Informatiesystemen en extra te tentamineren stof in de tweedejaars module Raadplegen en Ontwerpen van databases. De examencommissie gaf daarin ook aan dat op deze manier wordt geborgd dat studenten over de juiste kennis van het vak Access zouden beschikken en dat het diploma het juiste eindniveau vertegenwoordigt. De examencommissie heeft de aan cohort 2019 gecommuniceerde alternatieve toetsing ook neergelegd in het OLP. Uit de feiten en omstandigheden blijkt daarom dat [appellant] op de hoogte was of kon zijn van de alternatieve toetsing en dat met het behalen van de ‘V’ voor het vak Access nog niet alle eindtermen waren ‘afgetoetst’.
De Afdeling wijst er verder op dat het CBE met juistheid heeft overwogen de examencommissie [appellant] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om te voldoen aan de alternatieve toetsing. De examencommissie heeft [appellant] namelijk drie kansen aangeboden om het addendum met een voldoende af te ronden: twee in studiejaar 2020-2021 en één in studiejaar 2021-2022. [appellant] heeft echter alleen deelgenomen aan de bezemkans in studiejaar 2021-2022 en heeft daarvoor een 1,0 behaald.
[appellant] heeft gelet op het voorgaande tevergeefs aangevoerd dat het CBE niet heeft onderkend dat de beslissing van de examencommissie van 4 juli 2023 onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat er potentieel andere manieren bestonden waarop de examencommissie toepassing had kunnen geven aan artikel 10 van de OER doet aan de zorgvuldigheid van de beslissing niet af.”
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaart het beroep van de student dan ook ongegrond.
Geef een reactie