Minister Hoekstra van Financiën is vanwege de vele zorgen over de privacy van ondernemers als gevolg van de invoering van het UBO-register met de Kamer van Koophandel tot twee aanvullende maatregelen gekomen. De identificatie van raadplegers van het register wordt verbeterd met betrouwbaarder identificatiemiddelen en uiteindelijk belanghebbenden krijgen inzicht in hoe vaak hun informatie wordt geraadpleegd. Dat schrijft de minister in de nota naar aanleiding van het verslag UBO-register die hij vrijdag samen met de nota van wijziging aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Onrust over privacy
‘De onrust waar de leden naar verwijzen, houdt vooral verband met de privacy van ondernemers’, constateert de minister. ‘Transparantie over wie achter vennootschappen en andere juridische entiteiten zit, is een belangrijk instrument in het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen, de onderliggende delicten en terrorismefinanciering. Tegelijkertijd vind ik de privacy van betrokkenen belangrijk. Daarom is in het wetsvoorstel al voorzien in registratie van personen die om informatie verzoeken, en moet hiervoor een vergoeding worden betaald. Verder kunnen alleen de Financiële inlichtingen eenheid (FIUNederland) en bevoegde autoriteiten op natuurlijke personen zoeken in het register.’
Nieuwe maatregelen
‘Gezien de zorgen ben ik nader met de Kamer van Koophandel in gesprek gegaan over maatregelen om de privacy verder te verbeteren’, meldt de minister. ‘Binnen de kaders van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn, welke openbaarheid van het register voor ieder lid van de bevolking voorschrijft, ben ik met de Kamer van Koophandel tot twee aanvullende maatregelen gekomen. Ten eerste wordt de identificatie van raadplegers van het register verbeterd. Een account om informatie uit het handelsregister op te vragen bestaat momenteel uit een zelfgekozen naam en wachtwoord, zonder robuuste verificatie van de identiteit. Ik wil dat de vaststelling van de betrouwbaarheid van de identiteit van de raadpleger verhoogd wordt. Dit maakt de drempel voor kwaadwillenden om het register te misbruiken hoger omdat daarmee de identiteit van die personen wordt vastgelegd door de Kamer van Koophandel en eventueel teruggehaald kan worden in geval van strafrechtelijk onderzoek. Op dit moment wordt in breder verband gewerkt aan betrouwbare elektronische identificatiemiddelen bij afname van overheidsdiensten. Hiertoe is ook de Wet digitale overheid bij uw Kamer aanhangig. In dat kader worden identificatiemiddelen ontwikkeld die ook gebruikt kunnen gaan worden bij de afname van UBO-informatie. Met de Kamer van Koophandel heb ik afgesproken dat voorzien zal worden in betrouwbare identificatiemiddelen waarbij voor de implementatie aangesloten wordt op de implementatie van de Wet digitale overheid.
Ten tweede krijgen uiteindelijk belanghebbenden inzicht in hoe vaak hun informatie wordt geraadpleegd. Raadplegingen door de FIU-Nederland en bevoegde autoriteiten zijn hiervan uitgezonderd. Het inzicht in de hoeveelheid raadplegingen komt tegemoet aan de wens van meerdere vertegenwoordigers van belanghebbenden. Het geeft UBO’s een beeld van de verwerking van hun gegevens. Daarnaast kan deze informatie in combinatie met andere feiten of omstandigheden aanleiding vormen voor een UBO om maatregelen te treffen of eventueel aanleiding zijn de autoriteiten te informeren. De wijze waarop UBO’s om informatie over verstrekking van hun gegevens kunnen vragen en het verstrekken daarvan wordt nog uitgewerkt. Hierbij moet zowel oog zijn voor gebruiksgemak voor de UBO als de uitvoerbaarheid door de Kamer van Koophandel. De twee maatregelen zijn nieuwe functionaliteiten in het register die niet voor 10 januari 2020 gereed zijn en derhalve later onderdeel vormen van het register. Daarbij is van belang dat de eerste 18 maanden na 10 januari gebruikt worden voor de vulling van het register en derhalve ook nog geen sprake is van een volledig gevuld register. Tot die tijd zal het aantal opvragingen derhalve beperkt zijn. Ten aanzien van het gebruik van identificatiemiddelen zal voor de invoering daarvan daarnaast gekeken worden naar de Wet digitale overheid en de implementatietermijnen van die wet.’
Geef een reactie