Een man die naast twee loondienstbetrekkingen een eigen onderneming is begonnen, heeft voor de rechter vergeefs aanspraak gemaakt op de zelfstandigenaftrek. De rechter oordeelt onder meer dat niet aannemelijk is dat hij naast zijn banen ruim 400 uur aan cursussen heeft gevolgd en dat hij niet aan het urencriterium voldoet.
De man werkte in 2016 in loondienst bij de Dienst SZW in Den Haag (voor 32 uur per week) en bij Tempo Team. Daarnaast startte hij in september van dat jaar een eigen onderneming op het gebied van de installatie van elektronische en optische apparatuur. In de aangifte IB/PVV over 2016 gaf hij een belastbaar inkomen uit werk en woning aan van € 26.129. Daarbij is de de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek toegepast. De Belastingdienst is daarmee echter niet akkoord gegaan en verhoogt het belastbare inkomen naar € 34.704.
Fiscus decimeert aantal studie-uren
Voor de rechter claimt de man recht te hebben op de zelfstandigenaftrek omdat hij ruimschoots aan het urencriterium (1.225 uur) voldoet. Hij stelt 1.413 uur aan zijn onderneming besteed te hebben. Daaronder vallen volgens hem ruim 700 uur aan het uitvoeren en accepteren van opdrachten en ruim 400 uur aan het volgen van cursussen, stages en opleidingen en het doen van examens. Daarnaast heeft hij onder meer 42 uur besteed aan het schoonmaken van zijn auto. Volgens de fiscus kan hij niet meer dan 760,5 uur kwijt zijn geweest aan zijn onderneming. Met name het aantal studie-uren wordt fors naar beneden bijgesteld tot 62 uur. De auto was ook met 16 uren werk wel schoon, stelt de Belastingdienst.
Tijdrovend digitaal platform
De rechtbank stelt voorop dat de man niet hoeft te bewijzen hoeveel uur hij precies heeft besteed aan zijn bedrijf, maar wel dat hij er minimaal 1.225 uur in heeft gestoken. Daarin slaagt hij niet, luidt het oordeel. Zo is niet aannemelijk dat hij 434 uur bezig is geweest met het accepteren van opdrachten via een digitaal platform. Dat volgt onder meer uit het feit dat hij pas na acht weken zijn eerste opdracht heeft geboekt. ‘Zoals verweerder terecht heeft gesteld is het niet aannemelijk dat eiser in die periode 112 uren heeft gezocht naar opdrachten zonder deze te vinden en blijkt ook nergens uit dat de via de app verleende opdrachten al voor een dergelijke termijn vooruit worden gepland.’
Openbare bronnen
Daarnaast heeft de man twee cursussen gevolgd waarvoor hij 218 uren aan voorbereidingstijd en examentijd rekent. Maar uit openbare bronnen blijkt dat de tijdsbesteding voor deze cursussen gezamenlijk 28 uur bedraagt. Uit de urenopgave zou volgen dat de man gedurende vier weken in de periode maart en april 2016 in totaal 96 uren voorbereidingstijd heeft besteed aan de ene cursus, terwijl het examen pas in juni is afgenomen en behaald. De andere cursus zou 106,5 uren hebben gekost. ‘De rechtbank acht daarbij mede van belang dat beide cursussen een vmbo/mbo-denkniveau vereisen en dat eiser een bachelor-studie heeft afgerond op hbo-denkniveau. Eisers verklaring ter zitting dat hij liever langer studeert voor het examen en dit dan in één keer met goed gevolg aflegt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het verschil in uren te verklaren.’ Ook een meeloopstage kan niet met stukken worden aangetoond en kan daarom niet meetellen voor het urencriterium.
De rechtbank wijst de eis van de man af. ‘Daarbij weegt de rechtbank mee dat een groot deel van de beschikbare tijd van eiser wordt ingenomen door zijn vaste dienstverband bij de gemeente Den Haag.’
Uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2019:9694
Geef een reactie