Een achteraf opgestelde urenstaat van een belastingplichtige werd door de Belastingdienst niet geaccepteerd als bewijs voor het voldoen aan het urencriterium. De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een achteraf opgestelde urenstaat wél kan volstaan. Dat de urenstaat achteraf is opgemaakt doet op zich afbreuk aan de bewijskracht, maar dat wordt in dit geval voldoende gecompenseerd door de gedetailleerdheid van de urenstaat en de steun die is geleverd met de overige overlegde stukken.
De activiteiten van een ondernemer bestaan uit het geven van schoonheidsbehandelingen en het verkopen van producten. Daarnaast heeft zij in 2017 in totaal een bedrag van € 16.760 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten. De vrouw wil over het jaar 2017 de zelfstandigenaftrek en startersaftrek toepassen.
Bewijslast
De inspecteur is er echter niet van overtuigd dat de ondernemer voldoet aan het vereiste urencriterium, en corrigeert de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Het is aan de ondernemer aannemelijk te maken dat zij voldoet aan de voorwaarden. De ondernemer probeerde dat te doen en heeft daartoe onder meer een urenstaat, agenda en omzetspecificaties overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat zij in 2017 meer dan 1.225 uren in totaal aan ondernemingsactiviteiten heeft besteed, namelijk 1.286 uren. Om up-to-date te blijven volgt zij trainingen.
‘Urenstaat niet voldoende bewijs’
De inspecteur stelt dat de overgelegde urenstaat niet als bewijs kan dienen. De urenstaat is in zijn ogen te globaal en onvoldoende gespecificeerd. Vervolgens beweert de inspecteur dat er niet voor alle in de urenstaat opgenomen werkzaamheden, zoals ‘training en productupdate’ en ‘werkzaamheden salon’ nadere vastlegging dan wel aanvullend bewijs is geleverd.
Oordeel rechtbank
De rechtbank volgt de inspecteur echter niet en stelt dat de in de urenstaat opgenomen klantbehandelingen, te weten de schoonheidsbehandelingen en de productverkopen, afdoende steun vinden in de door de ondernemer overgelegde agenda respectievelijk financiële administratie.
Gelet op de vrije bewijsleer en de fiscale bewijslast van het aannemelijk maken, is de vrouw niet gehouden om alle afzonderlijke uren volledig te doen blijken, dan wel voor alle afzonderlijke uren naast de vermelding in de urenstaat aanvullend bewijs over te leggen.
Dat de urenstaat achteraf is opgemaakt doet op zich afbreuk aan de bewijskracht, maar dat wordt voldoende gecompenseerd door de gedetailleerdheid van de urenstaat en de steun die is geleverd met de overige overlegde stukken.
Daarom oordeelt de rechtbank dat de vrouw recht heeft op de zelfstandigenaftrek én startersaftrek.
Geef een reactie