De dga van een accountants- en belastingadvieskantoor vond dat zijn kantoor wel recht heeft op aftrek van voorbelasting met betrekking tot de bouw en inrichting van zijn privéwoning. De Belastingdienst en de rechtbank denken daar echter anders over en ook het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt nu dat de fiscus terecht naheffingsaanslagen en vergrijpboetes oplegde aan het kantoor. Het hof is het eens met het oordeel van de rechtbank dat de dga dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat het accountantskantoor te weinig omzetbelasting zou betalen dan wel een te hoge teruggaaf zou worden verleend.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2021:4881
De dga van het accountants- en belastingadvieskantoor en zijn echtgenote kregen op 29 december 2011 een woning met garage, erf en tuin geleverd. De woning werd echter gesloopt en het echtpaar gaf opdracht tot het bouwen van een nieuwe woning met garage. De twee sloten op 31 december 2012 een lening voor de financiering van de echtelijke woning af met een BV waarvan de man ook dga was, van maximaal € 700.000. Alle facturen met betrekking tot de bouw van de nieuwe woning werden op naam gesteld van het accountantskantoor. In totaal werd € 1.062.000, inclusief € 169.563 aan btw, aan het accountantskantoor gefactureerd. De facturen werden betaald vanaf de betaalrekening van de BV waarmee het echtpaar de lening had afgesloten.
Btw-aangiften
Het accountantskantoor rekende de nieuw gebouwde woning van de dga geheel noch gedeeltelijk tot haar bedrijfsvermogen. Voor de omzetbelasting merkte het accountantskantoor van de in totaal 396,01 m2 van de woning een gedeelte van 65,92 m2 als zakelijk aan:
– 40% van het toilet van 1,32 m², ofwel 0,52 m²;
– de gehele kantoor/studeerkamer van 22,11 m²;
– 50% van de archief/opslagruimte van 46,08 m², ofwel 23,04 m²;
– 50% van de garage van 40,50 m², ofwel 20,25 m².
In de aangiften omzetbelasting van het accountantskantoor werd in 2012 en 2013 met betrekking tot de bouw van de nieuwe woning een bedrag van respectievelijk €16.816 en € 10.815 als voorbelasting in aanmerking genomen. Daarnaast nam het accountantskantoor ten aanzien van investeringen in inventaris en inrichting van de nieuwe woning voor 2013 tot en met 2015 tot in totaal een bedrag van € 1.742,19 als voorbelasting in aanmerking in de aangiften omzetbelasting.
Boekenonderzoek, naheffingsaanslagen en boetes
Na een boekenonderzoek bij het accountantskantoor en de andere BV van de dga legde de Belastingdienst naheffingsaanslagen en vergrijpboetes op van ongeveer € 40.000, die later iets werden verminderd. In hoger beroep was bij het hof in geschil of de fiscus de door het accountantskantoor in aanmerking genomen voorbelasting terecht heeft gecorrigeerd met betrekking tot de bouw van de nieuwe woning en de investeringen in inventaris en inrichting van de nieuwe woning en of de vergrijpboetes terecht waren.
Ruimten niet gebruikt voor duurzame opbrengst
Het hof oordeelt aan de hand van eerdere jurisprudentie dat alle omstandigheden moeten worden onderzocht om uit te maken of de ruimten werkelijk worden gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval. Vaststaat dat, zo is ook niet in geschil, de eigendom van de grond en van het pand privé zijn, de inventaris eveneens in privé is aangeschaft, de financiering van de nieuwbouw niet zakelijk is geweest doch via een privé financiering tot stand is gekomen en tot slot dat de ruimten alleen via privé bereikbaar zijn.
Geen noodzaak
Aan het bestaan van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de voor de woning en inventaris gemaakte kosten en de economische activiteit van het accountantskantoor behoeft niet in de weg te staan dat sprake is van kosten die het accountantskantoor noodzakelijkerwijs heeft moeten maken om het voortbestaan van haar economische activiteit veilig te stellen en die kosten derhalve zouden zijn gemaakt voor huisvesting waaraan het accountantskantoor geen zakelijke of persoonlijke rechten kan ontlenen. Op het accountantskantoor rust de last die noodzaak aannemelijk te maken, spreekt het hof uit. Met al hetgeen het accountantskantoor heeft aangevoerd heeft zij in dit kader onvoldoende gesteld, hetgeen tot het oordeel leidt dat het accountantskantoor niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een noodzaak bestond kosten te maken voor zaken waaraan zij geen zakelijke of persoonlijke rechten kan ontlenen.
Vergrijpboetes
Met betrekking tot de vergrijpboetes neemt het Hof de oordelen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. Het Hof ziet geen aanleiding voor verdere matiging van de boeten. De rechtbank overwoog onder meer dat het aannemelijk is dat het accountantskantoor bij haar aangiften omzetbelasting in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 ten onrechte aftrek van voorbelasting heeft geclaimd met betrekking tot de investeringen in inventaris en inrichting in de nieuwe woning, omdat zij niet heeft onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de voorwaarden voor het recht op aftrek van voorbelasting.
Aannemelijk dat dga kans op te weinig betaalde btw bewust heeft aanvaard
Naar het oordeel van de rechtbank had de dga, zeker gezien de omstandigheid dat hij accountancy- en adviesdiensten verricht, moeten begrijpen dat hierdoor de aanmerkelijke kans bestond dat het kantoor te weinig omzetbelasting zou betalen dan wel dat een te hoge teruggaaf aan het kantoor zou worden verleend. De rechtbank acht aannemelijk dat de dga deze kans bewust heeft aanvaard. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan voorwaardelijk opzet van de dga te wijten dat het kantoor een te hoog bedrag aan voorbelasting heeft geclaimd met betrekking tot de investeringen in inventaris en inrichting in de nieuwe woning. Nu de dga aandeelhouder en, zoals volgt uit de stukken, leidinggevende van het kantoor is, is de rechtbank van oordeel dat de opzet van dga moet worden aangemerkt als opzet van het kantoor.
Grove schuld
De rechtbank achtte het verder onder meer aannemelijk dat het kantoor ten onrechte aftrek van voorbelasting heeft geclaimd met betrekking tot de bouw van de woning, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de afnemer is van de desbetreffende prestaties. Naar het oordeel van de rechtbank had de dga, mede gelet op de omstandigheid dat hij accountants- en adviesdiensten verricht, kunnen weten dat het kantoor onder de gegeven feiten en omstandigheden niet als afnemer kon worden aangemerkt. Door desondanks de voorbelasting met betrekking tot de bouw van de woning zonder meer in aanmerking te nemen, is de rechtbank van oordeel dat de dga dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat het kantoor te weinig omzetbelasting zou betalen dan wel dat een te hoge teruggaaf aan het kantoor zou worden verleend. Deze grove schuld dient te worden aangemerkt als grove schuld van het accountantskantoor. Van een pleitbaar standpunt is naar het oordeel van de rechtbank, naar objectieve maatstaven gemeten, geen sprake.
Dat oordeel wordt door het hof dus overgenomen. Wel werden de boetes, in navolging van de rechtbank, enigszins gematigd.
Geef een reactie