De curator van een failliete transport- en logistiekonderneming heeft bij de rechtbank Den Haag succes met de rechtszaak die hij aanspande tegen de voormalige bestuurders, een administratie- en belastingadvieskantoor uit Rijswijk en een salarisadministrateur die bij het kantoor werkzaam was. De bestuurders zijn aansprakelijk voor het boedeltekort. De salarisadministrateur handelde onrechtmatig jegens de schuldeisers door kort voor het faillissement € 33.990 in kleine bedragen te pinnen met de bedrijfspas van de klant. Daarmee zijn de vrouw en haar voormalige werkgever hoofdelijk aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
De eind 2018 gefailleerde BV was naast transport en logistiek ook actief in de verhuur van personeel en materiaal. Het Rijswijkse Boratech is een boekhoudkantoor dat de financiële administratie voor de BV heeft verzorgd en nadien ook voor LogicTrans en LogicTrans (Wegvervoer). Die twee bedrijven richtten zich op dezelfde bedrijfsactiviteiten als de BV en werden in april 2018 opgericht door de dga van de BV, die enkele maanden later failliet ging.
Overtreding Arbeidstijdenwet & mislukte verkoop
In augustus 2017 heeft een van de personeelsleden van de BV de Arbeidstijdenwet overtreden. Op 26 juni 2018 is aan de BV een bestuurlijke boete van € 44.000,00 opgelegd. Enkele maanden later is een overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen opgesteld teneinde de aandelen in de BV over te dragen voor een bedrag van € 1.000,00. De voorgenomen aandelenverkoop is uiteindelijk niet doorgegaan.
Geld gepind & faillissement
In de periode van 8 oktober 2018 tot en met 4 december 2018 heeft een salarisadministrateur die bij Boratech werkzaam was met gebruikmaking van een bankpas op naam van de BV bij verschillende geldautomaten diverse contante geldbedragen opgenomen van de bankrekening van de BV, tot een totaalbedrag van € 33.990. De BV is, naar aanleiding van een verzoek daartoe van twee van haar schuldeisers, op 4 december 2018 in staat van faillissement verklaard. De curator heeft vervolgens onderzoek gedaan naar onder meer de contante geldopnames door de salarisadministrateur en pogingen van de dga om zich van de BV te ontdoen door middel van een aandelenoverdracht.
Aansprakelijkstelling dga en LogicTrans (Wegvervoer)
De curator spande vervolgens een zaak aan tegen de dga, LogicTrans en LogicTrans (Wegvervoer), de salarisadministrateur en Boratech. De primaire vordering van de curator tegen de niet-verschenen gedaagden (de dga en de twee LogicTransen) doet de rechtbank bijzonder kort af: die komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
De curator had aan de aansprakelijkstelling onder meer ten grondslag gelegd:
De dga heeft om oneigenlijke redenen de bedrijfsactiviteiten van de BV gestaakt en heeft zich getracht te ontdoen van de aandelen in het kapitaal van de BV en zijn bestuurderschap. Dit terwijl hij activa aan de BV heeft onttrokken of laten onttrekken en middels aan hem gelieerde vennootschappen (LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer) de bedrijfsactiviteiten heeft voortgezet. Voorts heeft de dga bewerkstelligd, althans toegelaten, dat er door een derde (de salarisadministrateur) substantiële middelen aan de vennootschap zijn onttrokken. De dga had als bestuurder de belangen van de BV en/of de gezamenlijke schuldeisers voorop moeten stellen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Het kennelijk onbehoorlijk bestuur van de dga is een belangrijke oorzaak van het faillissement van de BV geweest. De dga is daarom op grond van artikel 2:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor het tekort in het faillissement van de BV.
Daarnaast is sprake van paulianeuze handelingen als bedoeld in artikel 42 Faillissementswet. Het gaat om betalingen tot in totaal € 133.220,00 aan de dga die op deze grondslag vernietigbaar zijn en door de dga moeten worden terugbetaald. LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer hebben, zonder dat zij daarvoor een vergoeding hebben betaald, gezamenlijk en/of afzonderlijk een onderneming verkregen die met ingang van 25 april 2018 of tenminste nagenoeg dezelfde bedrijfsactiviteiten exploiteert als de BV exploiteerde. LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer hebben daarmee ten onrechte geprofiteerd van het onbehoorlijk bestuur van de dga. Dit is in de gegeven omstandigheden onrechtmatig geweest, zodat LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade.
De salarisadministrateur
De rechtbank acht de lezing van de salarisadministrateur dat ze de bedragen pinde op verzoek van de dga en een leninggever die zijn geld terug wilde niet geloofwaardig. Daarbij is onder meer relevant dat de curator stelde dat de vermeende geldleningsovereenkomst niet bij de overhandigde gestelde administratie van de BV zat en dat het vermeende uitgeleende bedrag niet op de bankrekening van de BV is voldaan of anderszins aan de BV ten goede is gekomen. Ook heeft de curator toegelicht dat de dga tegenover haar heeft verklaard dat er geen lening was verstrekt door de vermeende leninggever, dat het document getiteld ‘geldleningovereenkomst’ geantedateerd is en dat hij deze na datum faillissement heeft ondertekend.
De rechtbank neemt gelet op het voorgaande als vaststaand aan dat de salarisadministrateur zonder recht of titel een bedrag van € 33.990,00 van de bankrekening van de BV heeft opgenomen. Als gevolg hiervan heeft een vermindering plaatsgevonden van het actief van de BV en daarmee van de verhaalsmogelijkheden van haar gezamenlijke schuldeisers. Voor de salarisadministrateur was deze benadeling ook voorzienbaar. Zij wist immers dat aan de BV een boete van € 44.000,00 was opgelegd en dat de BV niet in staat was om deze boete te voldoen. In haar e-mailbericht van 13 december 2019 schrijft zij immers aan de curator: “Enige mogelijkheid was of de boete betalen middels een lening of de onderneming overdragen”. Daarnaast was de salarisadministrateur naar eigen zeggen ervan op de hoogte dat de dga LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer had opgericht en dat zij de activiteiten van de BV hadden overgenomen, zodat in de BV geen activiteiten meer werden verricht en dus geen inkomsten meer werden gegenereerd. De salarisadministrateur wist ook dat een eventuele verkoop van de aandelen van de BV niet (meer) doorging. Dat de penibele financiële situatie van de BV ook op die manier niet werd opgelost moet de salarisadministrateur dus duidelijk zijn geweest. Gelet op al deze omstandigheden wist de salarisadministrateur of had zij, gegeven ook haar professionele achtergrond en positie bij Boratech, redelijkerwijs behoren te weten dat een faillissement van de BV aanstaande was en had zij dus – ook als zij opdracht of toestemming had –behoren af te zien van de contante geldopnames. Dat zij die geldopnames desondanks wel heeft verricht, valt haar te verwijten en kan haar daarom worden toegerekend. De handelwijze van de salarisadministrateur kwalificeert daarmee als een toerekenbare onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers van de BV.
Zonder die onrechtmatige handelwijze van de salarisadministrateur was een bedrag van € 33.990,00 nog beschikbaar geweest voor de gezamenlijke schuldeisers van de BV. De schade dient dan ook te worden vastgesteld op dit bedrag.
Werkgeversaansprakelijkheid Boratech
Aan de orde is dan de vraag of Boratech als werkgever van de salarisadministrateur hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade als bedoeld in 4.8. Artikel 6:170 lid 1 BW bepaalt dat voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk is, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever is geen vereiste voor de toepassing van artikel 6:170 lid 1 BW.
Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de contante geldopnames een toerekenbare onrechtmatige daad van de salarisadministrateur jegens de gezamenlijke schuldeisers van de BV opleveren. Daarmee is de fout van de salarisadministrateur als bedoeld in artikel 6:170 lid 1 BW gegeven. Ook is sprake van haar ondergeschiktheid als bedoeld in deze bepaling. De salarisadministrateur was in die periode in loondienst werkzaam bij Boratech, waarbij Boratech de bevoegdheid had om bij de aan de salarisadministrateur opgedragen werkzaamheden aanwijzingen of bevelen te geven zodat de taak onder leiding kon worden verricht. Overigens heeft een van de directeuren van Boratech ter zitting ook verklaard dat de salarisadministrateur een ondergeschikte van hem is.
Functioneel verband
Aan de orde is dan de vraag of de ‘kans op de fout door de opdracht is vergroot’. Ook fouten buiten taakvervulling kunnen onder dat criterium vallen. Voldoende is dat er tussen de opgedragen werkzaamheden en de foutieve gedraging van de ondergeschikte een ‘functioneel verband’ bestaat. In de rechtspraak wordt een ruime uitleg gegeven aan dit begrip. Bij de beoordeling moeten alle terzake dienende omstandigheden van het geval in de beoordeling worden betrokken. In dat verband kunnen van belang zijn het tijdstip waarop en de plaats waar de desbetreffende gedraging is verricht, alsmede de aard van die gedraging en de eventueel door of ingevolge de dienstbetrekking voor het maken van de fout geschapen gelegenheid, dan wel aan de werknemer ter beschikking staande middelen. Ook andere omstandigheden kunnen in dit verband van belang zijn (zie Hoge Raad 9 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7557).
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een functioneel verband tussen de opgedragen werkzaamheden en het foutieve gedrag van de salarisadministrateur. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat Boratech gedurende de gehele periode dat de BV bedrijfsactiviteiten heeft verricht de boekhouding in de ruimste zin van het woord heeft gevoerd. De salarisadministrateur heeft in dat verband uiteenlopende taken voor de BV uitgevoerd, die blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting niet waren beperkt tot de salarisadministratie. En vanaf het moment dat de bedrijfsactiviteiten van de BV zijn voortgezet in de nieuw opgerichte vennootschap LogicTrans Wegvervoer, heeft Boratech vervolgens de administratie van deze vennootschap gevoerd, in elk geval tot en met maart 2019. Van beide vennootschappen is de dga de (middellijk) bestuurder. De relatie tussen Boratech en (de onderneming van) de dga / de BV is dus niet door het faillissement geëindigd. Mede tegen deze achtergrond volgt uit niets dat de dga / de BV de contante geldopnames heeft gekwalificeerd als dienstverlening op persoonlijke titel van de salarisadministrateur, in plaats van dienstverlening vanuit Boratech. Vast staat wél dat de administratie van de BV zich destijds bij Boratech bevond en dat de afgifte van de bankpas van de BV ten kantore van Boratech heeft plaatsgevonden. In die zin werd de fout van de salarisadministrateur dus gemaakt binnen de kaders van haar dienstverband en met gebruikmaking van zaken, middelen en het netwerk die aan haar uit hoofde van de vervulling van haar taak ter beschikking waren gesteld. Op welk moment van de dag de pintransacties door de salarisadministrateur exact hebben plaatsgevonden acht de rechtbank, anders dan Boratech, van ondergeschikt belang. Bovendien heeft een deel van de geldopnames ook gedurende werktijd plaatsgevonden.
Uit het voorgaande volgt dat aan de vereisten voor werkgeversaansprakelijkheid van Boratech is voldaan, waardoor zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de geleden schade.
Geef een reactie