Een projectontwikkelaar had kunnen en moeten verwachten dat bij zijn faillissement de schuldeisers verhaal zouden proberen te halen op zijn privévermogen. De schenking van onroerende zaken aan zijn drie kinderen ziet rechtbank Overijsel als een poging om zakelijk vermogen buiten het bereik van de schuldeisers te houden en is dus niet geoorloofd.
De projectontwikkelaar is bestuurder en enig (indirect) aandeelhouder van een groep BV ’s (Megahome/NPB) die zich bezig houdt met projectontwikkeling. In 2009 zegt de grootste financier van Megahome/NPB, de Rabobank, de financiering op en legt de bank conservatoir beslag op de grondvoorraad van Megahome/NPB. Tussen 2009 en 2016 is de (financiële) structuur binnen het bedrijf gewijzigd. Dit heeft tot gevolg dat vermogen is onttrokken aan Megahome/NPB ten gunste van stichtingen en vennootschappen, waarvan de projectontwikkelaar de beleidsbepaler is, en ten gunste van de projectontwikkelaar in privé. In de periode van 7 juli 2016 tot en met 21 december 2016 is Megahome/NPB in staat van faillissement verklaard.
Schenking onder voorbehoud van zakelijk recht van vruchtgebruik
In april 2013 schenkt de projectontwikkelaar in een notariële akte de aan hem in privé eigendom toebehorende onroerende zaken aan zijn op dat moment nog minderjarige drie kinderen. De schenkingen zijn gedaan onder het voorbehoud van gelijktijdige vestiging ten behoeve van de projectontwikkelaar van het zakelijk recht van vruchtgebruik op de geschonken onroerende zaken en met onderbewindstelling daarvan en alles dat daarvoor in de plaats treedt. De projectontwikkelaar is tevens bewindvoerder van zijn minderjarige kinderen.
De projectontwikkelaar wordt door de curator aansprakelijk gesteld voor de tekorten in het faillissement van Megahome/NPB en vernietigt de schenkingen buitengerechtelijk. Rechtbank Overijssel is van oordeel dat de op zichzelf wellicht niet ongebruikelijke en niet onoorbare schenkingen, wel onoorbaar en paulianeus zijn als zij in hun relevante context worden bezien. De door de curator uitgebrachte buitengerechtelijke vernietiging kan geen stand houden, omdat het om registergoederen gaat.
Bestuursaansprakelijkheid
De rechtbank oordeelt dat sprake is van bestuursaansprakelijkheid vanwege de overheveling van vermogen in de periode vanaf 2009 uit het merendeel van de gefailleerde vennootschappen naar de bestuurders en de feitelijk leidinggever gelieerde vennootschappen.
Deze overheveling heeft plaatsgevonden via meerdere (rechts)handelingen die door de bestuurder en feitelijk leidinggever als “beschermingsconstructie” zijn beschreven. Ze zijn opgezet om, naar eigen zeggen, een betere onderhandelingspositie ten opzichte van de financier (in dit geval de Rabobank) te creëren. De rechtbank merkt deze constructie echter aan als onzedelijk en daarmee nietig. Naar het oordeel van de rechtbank is deze constructie ook een belangrijke oorzaak geweest van het faillissement van (het merendeel van) de gefailleerde vennootschappen.
De projectontwikkelaar vindt niet dat sprake is van benadeling van schuldeisers door de schenkingen. Of sprake is van benadeling moet volgens hem worden beoordeeld op het moment van de uitoefening van verhaalsmogelijkheden. Het verhaal van de benadeling is volgens hem pas aan de orde op het moment waarop alle boedelactiva door de curatoren te gelde zijn gemaakt, de vorderingen in de faillissementen zijn geverifieerd en na betaling aan crediteuren met inachtneming van hun rang blijkt van een tekort. De projectontwikkelaar wijst er op dat hij eind 2022 nog 216 hectare grond had dat door de curatoren verantwoord te gelde moe(s)t worden gemaakt.
Schuldeisers zijn benadeeld
De rechtbank onderschrijft de stelling van de curatoren dat zonder de schenkingen de waarde van de geschonken onroerende zaken aan de schuldeisers van de projectontwikkelaar ter beschikking zou staan en dat dit als gevolg van de schenkingen niet (langer) het geval is. Ook al zou de waarde van de nog onverkochte gronden worden meegeteld verwacht de rechtbank dat de (verwachte) passief het (verwachte) actief ver zal overstijgen, waarmee van een tekort in het faillissement en daarmee benadeling van schuldeisers sprake is. De rechtbank is van oordeel dat de projectontwikkelaar met de schenkingen van de onroerende zaken aan zijn kinderen, zijn schuldeisers heeft benadeeld.
De rechtbank oordeelt dat de projectontwikkelaar wist dan wel behoorde te weten dat (de schuldeisers van) Megahome/NPB als benadeelden een vordering op hem hadden. En ook dat, zodra de toegepaste onttrekkingsconstructie aan het licht zou komen (in dit geval door de faillissementen), de benadeelden zich op zijn privévermogen zouden proberen te verhalen via de curatoren.
Schenkingen zijn paulianeuze rechtshandelingen
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de op zich niet onoorbare schenkingen van de registergoederen aan de kinderen van de projectontwikkelaar niet los worden gezien van de context waarin zij hebben plaatsgevonden. Al vanaf juni 2009, dus vier jaar voordat de schenkingen plaatsvonden, wist hij , althans behoorde hij te weten dat uitvoering van de opgezette constructie zou leiden tot het faillissement van Megahome/NPB en dat een tekort daarin was te verwachten. De projectontwikkelaar heeft vanaf 2009 geprobeerd zakelijk vermogen te verschuiven om dat buiten het bereik van de schuldeisers (met name Rabobank) te houden.
Dit alles betekent, zo oordeelt de rechtbank dat de schenkingen als paulianeuze rechtshandelingen ex artikel 3:45 BW moeten worden aangemerkt. De projectontwikkelaar wordt op straffe van een dwangsom verplicht om de schenkingen en leveringen ongedaan te maken en die in de registers in te schrijven. De curator wordt gemachtigd om dat aan de hand van dit vonnis eventueel zelf te doen. De kinderen worden op straffe van een dwangsom veroordeeld eraan mee te werken. De projectontwikkelaar, zijn echtgenote en de kinderen worden vervolgens hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Geef een reactie