
Er worden veel rechtszaken gevoerd over de BPM die betaald moet worden bij het importeren van een auto uit het buitenland. Vaak wordt de zaak aangespannen door een gemachtigde. Soms twijfelt de rechtbank of de gemachtigde wel echt gemachtigd was.
Wie een auto uit het buitenland importeert, krijgt te maken met ingewikkelde regels en formaliteiten. Eén van die formaliteiten is het betalen van de BPM. Veel mensen maken dan ook gebruik van een bedrijf dat de formaliteiten bij de import van de auto voor hen regelt, waaronder dus ook het betalen van de BPM.
Clusters
Rechtbanken krijgen veel beroepen tegen BPM die is betaald bij de import van een auto. Sommige gemachtigden brengen heel zaken per jaar in (waarbij steeds dezelfde bezwaren worden aangevoerd). Daarom behandelt de rechtbank al die zaken in grote clusters van wel honderden zaken van heel veel verschillende belastingplichtigen. Dat zijn aan de ene kant enkele grote autohandelaren, anderzijds zijn het particulieren die maar één keer of af en toe een tweedehands auto willen invoeren.
Voor de rechter is cruciaal dat de gemachtigde ook echt gemachtigd is door de eigenaar van de geïmporteerde auto. In twee recente zaken ontstond daarover twijfel op grond van informatie van de Belastingdienst. Daarom verrichtte de rechtbank meer onderzoek. Dit wees uit dat de belastingplichtigen gebruik hadden gemaakt van een bedrijf dat diensten verleent bij de import van auto’s. Maar ook dat beide belastingplichtigen aangaven de gemachtigde – die niet bij dat autobedrijf hoorde – niet te kennen.
Handtekening zetten
In het ene geval was het niet de handtekening van de belastingplichtige onder de machtiging. In het andere geval was de handtekening zonder toestemming gebruikt om een procedure te beginnen. De gemachtigde verklaarde desgevraagd tegenover de rechtbank dat de belanghebbenden een machtiging hadden ondertekend op kantoor van het bedrijf en dat bij hen hierover mogelijk verwarring was ontstaan.
De gemachtigde wees zelf nog op een vergelijkbare situatie in een zaak bij het gerechtshof Den Bosch (uitspraak 26 oktober 2022). Daarin wilde een belanghebbende haar beroep intrekken omdat zij de gemachtigde niet kende. Vervolgens had de gemachtigde naar eigen zeggen ‘een passende factuur uitgereikt’. Met als gevolg – zo volgt uit die uitspraak – dat de belanghebbende vanwege de hoge kosten terugkwam op haar wens het hoger beroep in te trekken.
Beroepen niet-ontvankelijk
De rechtbank oordeelt in deze twee uitspraken dat aannemelijk was geworden dat de belastingplichtigen de gemachtigde geen toestemming hadden gegeven om op hun naam een beroepsprocedure te voeren. Zelfs al zou op kantoor van het bedrijf een machtiging zijn getekend, dan betekende dat in dit geval nog niet meteen dat óók toestemming was gegeven een beroepsprocedure in te stellen. De rechtbank verklaarde de beroepen daarom niet-ontvankelijk heeft de zaken daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
Andere zaken
In de andere twee zaken is de gemachtigde geweigerd door de rechtbank als gemachtigde. Naar aanleiding daarvan is aannemelijk geworden dat ook deze belanghebbenden niet op de hoogte waren van het feit dat de gemachtigde op hun naam procedures was begonnen. Dit was mogelijk ook bij andere zaken het geval. In die zaken is het beroep niet ingetrokken maar deed de rechtbank wel inhoudelijk uitspraak.
Uitspraken:
Bron: rechtspraak.nl
Geef een reactie