
Een belastingplichtige vindt het onredelijk dat een inspecteur ten aanzien van zijn genoten loon over de periode voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd geen rekening heeft gehouden met de volledige arbeidskorting.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt echter dat de inspecteur de wet- en regelgeving op de juiste wijze heeft toegepast en het premiedeel AOW van de arbeidskorting tijdsevenredig moet worden verminderd.
De man is geboren op 2 februari 1954 en bereikte op 2 juni 2020 de AOW-gerechtigde leeftijd. Naast een AOW-uitkering en pensioenuitkeringen, heeft hij voor het jaar 2020 over het tijdvak 1 januari tot en met 1 juni € 20.909 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten. Vanaf 2 juni tot en met 14 juli verdient hij nog € 5.354.
Nadat de aanslag IB/PVV is opgelegd claimt de man dat hij recht heeft op een hogere arbeidskorting. Hij vindt dat de inspecteur ten onrechte het premiedeel AOW van de arbeidskorting tijdsevenredig heeft verminderd.
Volgens de man moet bij het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dat is genoten in de periode 1 januari 2020 tot en met 1 juni 2020 rekening worden gehouden met de volledige arbeidskorting, dus zonder een vermindering voor het premiedeel AOW in aanmerking te nemen.
Tijdsevenredige vermindering
De inspecteur stelt echter dat hij overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving de arbeidskorting juist heeft berekend. Hieruit volgt namelijk dat het premiedeel AOW van de arbeidskorting tijdsevenredig moet worden verminderd vanwege de periode waarin de man niet premieplichtig was voor de AOW.
De rechtbank Noord-Nederland overweegt dat de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen gecombineerd op kalenderjaarbasis worden geheven. Daarbij is in beginsel niet van belang op welk tijdstip van het jaar een bepaald inkomen wordt genoten.
De arbeidskorting maakt onderdeel uit van de heffingskorting die in mindering komt op de te betalen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Indien iemand, zoals de man in dit geval in 2020, gedurende het jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, is onder andere het premiepercentage voor de AOW van belang om de hoogte van de arbeidskorting te bepalen.
Wet- en regelgeving juist toegepast
Het premiepercentage voor de AOW moet voor de berekening van de arbeidskorting waar de man in het jaar 2020 recht op heeft, tijdsevenredig verminderd worden met het gedeelte van het jaar dat hij ingevolge de Wfsv niet premieplichtig is voor de AOW. In dit geval was de man in 2020 ingevolge de Wfsv vanaf 1 juni 2020 niet meer premieplichtig voor de AOW.
De inspecteur krijgt zijn gelijk van de rechtbank bij de berekening van de hoogte van de arbeidskorting waar de man in 2020 recht op heeft en vindt dat de inspecteur de wet- en regelgeving op de juiste wijze heeft toegepast.
De berekeningswijze van de arbeidskorting die de man maakte, volgt niet uit de wet en kan dus ook niet worden gevolgd. Het is de inspecteur namelijk niet toegestaan om op dit punt van de wet af te wijken.
Het beroep van de man is ongegrond, concludeert de rechtbank.
Geef een reactie