‘Zeg wat je ziet…’ is de titel van een verplichte training voor accountants. Maar zeggen we wel wat we zien? Misschien moet de vraag iets anders worden gesteld: ‘Zien we wel alles wat we zouden moeten of kunnen zien?’.
Ik dacht aan deze vragen toen ik het jaarlijkse onderzoek las onder commissarissen dat door Mijnte Lückerath en Auke de Bos wordt uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat commissarissen over het algemeen niet heel tevreden zijn met de informatie die zij van accountants krijgen. Ruim de helft van de commissarissen geeft aan dat de bijdrage van de accountant, aan de eigen rol van de commissaris op het terrein van toezicht, als onvoldoende of matig wordt beoordeeld op het gebied van het beoordelen van zichtbaarheid of voorbeeldgedrag van bestuurders (60%), of de top zegt wat men doet, het zogenaamde Walk the Talk (55%) en nog lager als het gaat om een professioneel oordeel over een open cultuur waar a) dilemma’s bespreekbaar zijn (45%) en b) de top open staat voor kritiek (46%).
Al enkele jaren wordt de accountant gevraagd meer informatie te geven dan louter een controleverklaring. Het is tegenwoordig gewoon dat aan de accountant vragen worden gesteld in de AVA. Daarnaast heeft de accountant meldingsplichten die uit verschillende wetten voortvloeien. Tenslotte is met ingang van 2015 een nieuwe en uitgebreide controleverklaring ingevoerd waarin de accountant meer informatie geeft over de kernpunten bij de risicoanalyse, de materialiteit en overige informatie die relevant wordt geacht voor de gebruikers van de verklaring.
De informatievoorziening door accountants is wel degelijk ruimer dan in het verleden. Dat blijkt ondermeer uit het jaarverslag 2013 van FIU Nederland. Accountants melden steeds vaker ongebruikelijke transacties en melden het meest van de vrije beroepsbeoefenaren. Het aantal meldingen dat uiteindelijk wordt doorgezet naar het Openbaar Ministerie omdat ze als verdacht worden aangemerkt stijgt ook, hetgeen iets zegt over de kwaliteit van de meldingen. Er is dus een licht positieve tendens waar het gaat om ‘zeggen wat je ziet’, maar het is nog niet voldoende.
Commissarissen stellen vragen die duiden op de kwaliteit van ‘soft controls’. Hoe is de sfeer in de organisatie? Wat vindt u van de houding van de directie? Zijn zaken voldoende bespreekbaar en zijn mensen aanspreekbaar op gedrag? Het gaat bij soft controls om allerlei factoren die het menselijke gedrag in organisaties beïnvloeden. Anders dan de hard controls, zoals functiescheiding, autorisatieprocedures, toegangsbeveiliging en dergelijke, gaat het bij soft controls meer om het persoonlijke functioneren, het individuele gedrag van mensen.
Een kernvraag die bij deze aspecten naar voren komt is waarom een accountant de aangewezen deskundige zou zijn die over de kwaliteit van soft controls zou moeten of beter: zou mogen oordelen? Aspecten van soft controls vormen nauwelijks onderdeel van de opleiding tot accountant en het is om die reden verbazingwekkend dat het juist accountants zijn die over dit thema zouden moeten rapporteren aan commissarissen.
Om aan de wens van de commissarissen tegemoet te komen zouden accountants controleteams multidisciplinair moeten samenstellen. Dit betekent dat controleteams moeten worden uitgebreid met gedragsdeskundigen, psychologen, die ervoor zijn opgeleid het menselijk gedrag te analyseren en wellicht ook te beoordelen. Oordelen over menselijk gedrag zijn daarmee ook beter gevalideerd. Wanneer accountants oordelen over menselijk gedrag zonder professionele bijstand wordt de rapportering een vorm van beunhazerij. Met gedragsdeskundigen in het team zien we meer en kunnen we veel meer zeggen over wat we zien.
Geef een reactie