John trok de kraag van zijn jas nog wat hoger op. Het was koud. De sneeuw die vannacht was gevallen, dooide langzaam weg. Dat belette hem om met zijn voeten te stampen om de kou te verdrijven. Hij had geen zin in een natte sokken of een broek. Als het warmer was geweest dan was het park levendig geweest door de vele kinderen die er spelen. Een van de redenen waarom hij voor het park van Merl-Belair had gekozen. De kans dat hij daar zou opvallen zou niet groot zijn. Nu was het maar een dooie boel. Niet dat dit erg was, maar iets meer rugdekking had hij wel plezierig gevonden.
Er werd op zijn schouders getikt. ‘You are John?’
John keek om. ‘Philippe?’
‘Justine is the right name’
‘Dan is het goed,’ reageerde John. Degene die hem op de schouders getikt had gebaarde hem meeop te gaan lopen. ‘Als we wandelen vallen we minder op. Je weet nooit wie ons hier in de gaten houdt. Maar wat heb jij voor mij?
‘Ik dacht dat het hier in het voorjaar beter weer zou zijn. Maar dat valt vies tegen. Als ik dat had geweten had ik liever afgesproken bij een café aan de Rue du Nord.’
Justine of hoe die man ook mocht heten liep stug door.
‘Nee, geen cafés. Ik vertrouw jullie Nederlanders niet meer. Teveel camera’s en er duiken mensen op die ik nog nooit eerder ben tegengekomen. Ze doen zich voor als toerist, maar als ik ze wat langer observeer lijken het mij eerder ambtenaren. Hoe dan ook het zijn geen mensen van hier.’
Ze stonden stil bij een grote boom. Vanaf hier kon niemand hen zien. Nadeel was dat dit ook voor hen gold.
John tastte in de binnenzak van zijn winterjas en pakte een envelop. ‘Dit moet voldoende zijn.’ Justine pakte de enveloppe aan bekeek hem aan alle kanten en stopte hem toen in zijn eigen binnenzak.
‘Over drie tot vier weken ontdek je of het in orde is. Zo niet dan kan ik je ook niet verder helpen. Dan blijft het zweven en heeft niemand er meer iets aan is alle arbeid voor niets geweest.’
‘Hoe groot is die kans?’ fluisterde John bang dat iemand anders hem zou horen. ‘Dat weet ik niet. Maar je zou niet de eerste zijn die het overkwam. Maar de beterschapskaart die je mij stuurde bevatte een juiste code. Anders had je mij hier niet zien staan. Houd dus moed. Maar nu moet ik verder. Als jij terugloopt, loop ik verder door.’
John bleef staan totdat hij Justine niet meer zag. De komende weken zou hij niets kunnen doen. Toen hij het park verliet keek hij nog een keer goed om zich heen. In de verte zag hij een oud vrouwtje lopen. Had zij er ook al gestaan toen hij het park inging? Hij wist het niet meer. Na een kwartier lopen kwam hij aan bij zijn auto. Die had hij geparkeerd in een straat waar veel meer auto’s met een buitenlands kenteken stonden. Toen hij de grens van Luxemburg met België was gepasseerd kwam hij weer wat meer op temperatuur. In de auto bedacht hij dat hij nu weer alle tijd had om de nalatenschap van zijn vader af te ronden. Hij zou naar de Nederlandse bank gaan om daar de tweehonderdduizend gulden in de kluis van zijn vader lag om te wisselen. Hij vermoedde dat de fiscus een groot deel zou afromen maar dat was dan niet anders.
Daarnaast zou hij een afspraak maken met Joke om het aandeel van zijn vader in de maatschap definitief af te wikkelen. Natuurlijk wilde hij een goede prijs hebben, maar hij had er weinig behoefte aan om de zaak onnodig te rekken. Hoe eerder een en ander was afgewikkeld hoe beter. Hij hoopte dat alles binnen zes weken kon worden geregeld.
Toen John thuis kwam deed zijn vrouw de deur open. ’Je hebt ze net gemist.’
‘Wie? wilde John weten.
‘Twee mensen van de Belastingdienst’, ze vroegen naar jou.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘Niets, dat je zo wel zou thuiskomen. Daar wilden ze echter niet op wachten. Ze zouden binnenkort nog wel een keer langskomen.’
‘Heb je iets niet aangegeven?’ vroeg ze plagend.
‘Nee, ik denk dat het met mijn vader te maken heeft. Ze zullen wel nieuwsgierig zijn naar de herkomst van dat geld in die kluis. Maar daarover kan ik ze ook niet zoveel melden. Het was voor mij ook een volslagen verrassing.
‘Ja, ja,’ zei zijn vrouw.
‘Ik ben benieuwd welke verrassingen je vader nog meer voor ons in petto heeft.’
Geef een reactie