Een Nederlandse man woonde en werkte ruim 13 jaar in de VS waarna hij ontslag krijgt aangezegd. Hij repatrieert naar Nederland en ontvangt hier van zijn werkgever een ontslagvergoeding. De werkgever stort de vergoeding in een door de man opgerichte stamrecht-BV.
De stamrecht-BV keert uit en houdt loonheffing in. Het bedongen stamrecht kwalificeert als een lijfrente als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het belastingverdrag met de Verenigde Staten. Het heffingsrecht komt toe aan Nederland.
De betreffende man is geboren in 1949 en is van 1 maart 1977 tot en met 30 september 2010 in dienstverband werkzaam geweest voor een werkgever (een bedrijf) en heeft in onder meer Schotland en Brunei gewerkt. Vanaf april 1997 tot en met september 2010 heeft hij voor de werkgever in de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) gewerkt en heeft daar gedurende die periode ook gewoond.
Stamrecht-BV
Per 19 oktober 2010 is de man teruggekeerd naar Nederland en heeft zich ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van een gemeente . Bij overeenkomst van 1 november 2010 en met ingangsdatum 12 november 2010 is met wederzijds goedvinden het dienstverband tussen de man en de werkgever beëindigd. In verband met het ontslag is een vergoeding overeengekomen van € 375.205. De man heeft de van de werkgever ontvangen vergoeding ingebracht in een daartoe door hem opgerichte vennootschap, Stamrecht-BV. De Stamrecht-BV keert uit en houdt loonheffing in. De werknemer is het met deze inhouding niet eens.
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
Vraag is of de aan de stamrechtuitkering ten grondslag liggende ontslagvergoeding kwalificeert als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in de zin van artikel 16, eerste lid, van het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika (Verdrag) of als een van de inkomstenbronnen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het Verdrag.
Het Hof is van oordeel dat het bedongen stamrecht kwalificeert als een lijfrente als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het belastingverdrag met de Verenigde Staten. Het heffingsrecht komt toe aan Nederland. Het hoger beroep is ongegrond.
Geef een antwoord