Per 1 januari 2017 mogen DGA’s zonder fiscale gevolgen de commerciële waarde van de pensioenvoorziening afstempelen naar de fiscale waarde. Vervolgens heeft de DGA een keuze. Hij mag de pensioenverplichting afkopen of hij zet de pensioenverplichting om in een spaarvoorziening. Fiscale argumenten zijn hierbij belangrijk, maar hoeven niet doorslaggevend te zijn.
Afkoop
Kiest de DGA voor afkoop dan is loonbelasting verschuldigd. Revisierente is niet aan de orde. Bij afkoop krijgt de DGA een korting. Over een deel van de afkoopwaarde hoeft de BV geen loonbelasting af te dragen. In het overleg van 23 maart was nog sprake van een korting van 20% of 30%. Wiebes stelt nu een overgangstermijn voor van drie jaar waarin de DGA de gelegenheid krijgt om voor afkoop te kiezen. Kiest de DGA in 2017 voor afkoop dan bedraagt de korting 34,5% en is over 65,5% loonbelasting verschuldigd. In 2018 bedraagt de korting 25% en in 2019 vervolgens 19,5%. Voor het bepalen van de afkoopwaarde geldt de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting van 31 december 2015. Hiermee wil de Staatssecretaris anticipatie-effecten voorkomen.
Voorbeeld
Jurgen is DGA. Hij bouwt al een aantal jaren pensioen in eigen beheer op. De fiscale waarde van de pensioenverplichting bedroeg op 31 december 2015 € 300.000. De commerciële waarde bedroeg € 600.000. Jurgen besluit de pensioenverplichting af te stempelen naar de fiscale waarde. Als hij vervolgens besluit in 2017 ook af te kopen dan houdt de BV over een bedrag van 65.5% x € 300.000 = € 196.500 loonbelasting in. Bij een tarief van 52% betekent dit een heffing van € 102.180. Wacht Jurgen een of twee jaar met afkopen dan bedraagt de heffing in 2018 € 117.000 en in 2019 € 125.580. De belastingdruk bedraagt dus in 2017 34,06%, in 2018 39% en in 2019 41,86%.
Spaarvariant
De DGA kan ook kiezen om de pensioenverplichting om te zetten in een spaarvariant. Volgens de Staatssecretaris zal de DGA hiervoor kiezen als de BV niet voldoende middelen heeft om bij afkoop de verschuldigde loonbelasting af te dragen. In de brief van 1 juli jl. besteed Wiebes niet veel aandacht aan de spaarvariant. Wat we al wisten van deze variant is dat aan deze spaarvoorziening niets meer mag worden toegevoegd. Wel zal de voorziening jaarlijks moeten worden opgerent. Belangrijkste voordeel is dat ook in deze variant weer dividenduitkeringen aan de DGA mogelijk zijn.
Tarief vennootschapsbelasting
Wiebes verwacht veel van de afkoopregeling. In de begroting van 2017 houdt hij zelfs rekening met een positief effect van 2 miljard. In zijn brief besteed hij vervolgens ook nog aandacht aan de mogelijkheden die de DGA heeft om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Terecht stelt Wiebes dat dit ook mogelijk is door in de BV netto vermogen op te bouwen en later als dividend aan de DGA uit te keren. De staatssecretaris belooft de opbouw van vermogen in de BV te stimuleren door de eerste schijf in de vennootschapsbelasting op te rekken. Nu betaalt een BV over de eerste € 200.000 winst 20% vennootschapsbelasting. In 2018 wordt de eerste schijf verlengd van € 200.000 naar € 250.000 en 2021 naar 350.000.
Positie partner blijft hoofdbreker
In de bijlage bij zijn brief van 1 juli geeft de Staatssecretaris antwoord op de vragen die tijdens het overleg van 23 maart 2016 gesteld zijn door de leden van de vaste commissie. Hierin komt ook weer de positie van de partner aan de orde.
De positie van de partner blijft een hoofdbreker. De partner moet toestemming geven voor het verlies van zijn rechten. De vraag is hoe hier mee om moet worden gegaan. Ook nu blijkt weer dat Wiebes hiervoor geen oplossing heeft. Hij geeft aan dat uitfasering van het pensioen in eigen beheer ook in het belang van de partner is. Daarmee kan de partner volgens Wiebes wellicht worden overgehaald om mee te werken. Uiteraard is het volgens Wiebes altijd mogelijk de partner te compenseren voor het verlies van rechten. Hoe dit dan moet, laat de Staatssecretaris in het midden.
Wiebes realiseert zich dat niet alle partners met afstempeling van de pensioenaanspraken zal instemmen. In dat geval blijft het pensioen in eigen beheer na 1 januari 2017 bestaan en worden de opgebouwde rechten bevroren.
In de praktijk
Het ziet ernaar uit dat eindelijk de kogel door de kerk is. Nu de contouren van de nieuwe wetgeving bekend zijn, kunnen de accountant, financieel planner en pensioenadviseur aan de slag. Iedere DGA met een pensioenvoorziening in eigen beheer moet immers beslissen wat hij wil.
Afstempelen van de huidige pensioenvoorziening naar de fiscale waarde ligt voor de hand. Hierbij moet nadrukkelijk aandacht besteed worden aan de positie van de partner. Je kunt je afvragen of de partner door dezelfde adviseur geadviseerd kan worden als de DGA.
Vervolgens moet een keuze worden gemaakt voor afkoop of omzetten in een spaarvariant. Fiscale argumenten zijn hierbij belangrijk, maar hoeven niet doorslaggevend te zijn. Het gaat om de wensen en doelstellingen van de DGA. Misschien wil hij wel gewoon af zijn van het hele gedoe rondom pensioen.
Voorbeelden van situaties waarbij afkoop voor de DGA interessant kan zijn:
- De DGA met een (grote) rekening courantschuld bij zijn BV;
- De DGA die zijn hypotheek wil oversluiten of vervroegd wil aflossen;
- De DGA die een duidelijke bestemming heeft voor de uit de afkoop vrijkomende liquide middelen.
Uiteindelijk moet de DGA met zijn adviseur bespreken hoe hij een eventuele opbouw van een oudedagsvoorziening nu verder ziet. Wil hij in zijn BV vermogen opbouwen en dit straks als dividend uitkeren? Wil de DGA misschien extern een oudedagsvoorziening opbouwen? De DGA kan ook kiezen om nu al zoveel mogelijk liquiditeiten uit te keren en in box 3 te gaan beleggen. Van belang is om in deze analyse ook de inkomensrisico’s zoals overlijden en arbeidsongeschiktheid mee te nemen.
Om de accountant en belastingadviseur te helpen bij zijn advies aan de DGA, organiseert Dukers & Baelemans in het najaar twee masterclasses waarin de adviseur praktische handvatten krijgt voor zijn advies. Houd deze website in de gaten voor het dagprogramma en de juiste data.
Over de auteur
Mr. Hans Dekker FFP is opleidingsprofessional en docent bij Dukers & Baelemans. Hij houdt zich met name bezig met het onderwerp toekomstvoorzieningen.
Het effectieve voordeel zal lager zijn, omdat de korting van 34,5% alleen maar wordt verstrekt over de stand per einde 2015. De aangroei in 2016 (actuariële oprenting en de opbouw in 2016) wordt voor 100% tegen 52% belast.
Tenslotte, de goede lezer van de brief van Wiebes kan ook lezen dat Wiebes defacto een pensioenplicht oplegt aan DGA’s….
Wat ik nog even niet begrijp is:
hoe kan het “afstempelen” van een niet fiscale verplichting (commerciële waarde) tot de (juiste?) fiscale waarde leiden tot een fiscaal voordeel ?
In een pensioenuitkerende B.V. kan onder omstandigheden een fors verrekenbaar verlies aanwezig zijn. Kan dit verlies op enigerlei wijze verrekend worden indien de B.V. haar PEB afkoopt of omzet of gaat dat compensabel verlies altijd verloren.