Ook voor een (assistent-)accountant zijn pensioenregelingen geen gesneden koek, zo blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam. Een ontslagen arbeidsongeschikte medewerker van een accountantskantoor heeft zonder succes een schadevergoeding van ruim drie ton geëist omdat hij ervan uitging dat zijn verzekerde pensioenregeling een gegarandeerde uitkering bood.
De inmiddels 67-jarige man begon in 1982 als assistent-accountant en verdiende uiteindelijk 4.444 bruto per maand. In 2020 wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden op de b-grond (langdurige arbeidsongeschiktheid). Als de eindafrekening op de deurmat valt, vraagt de man om een herziening. Wat hem betreft klopt er onder meer op pensioengebied iets niet.
‘Ik snap er niets van’
Zijn pensioenregeling bestond uit een kapitaalverzekering van Nationale-Nederlanden: de man bouwde een kapitaal op waarmee op pensioendatum een uitkering wordt aangekocht. De verzekering wordt herhaaldelijk gewijzigd en vanaf 2016 stelt de man geregeld vragen over zijn pensioen. Eind 2017 krijgt hij een formulier van zijn werkgever om de polis stop te zetten. ‘Ik snap er helemaal niets van’, is zijn reactie. Na een aantal gesprekken blijft de verzekering toch in stand; wel krijgt de man in 2019 een bedrag van bijna 30.000 euro gestort in zijn pensioenregeling – de uitspraak vermeldt niet waarom.
De man stapt naar de rechter; een van zijn bezwaren geldt de pensioenregeling, want in zijn pensioenpotje zou nog eens 331.412 euro extra moeten zitten, vindt hij. De kantonrechter wijst die eis af, maar oordeelt wel dat de man nog ruim 3.600 euro van zijn ex-baas krijgt in verband met vakantiedagen en een dertiende maand.
Streefregeling
Daarmee is de man niet tevreden: hij gaat in beroep. Het belangrijkste bezwaar is dat de pensioenovereenkomst als een zogeheten uitkeringsovereenkomst moet worden gezien, waarbij de pensioenuitkering al vooraf duidelijk is. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat er sprake was van een streefovereenkomst zonder gegarandeerde uitkering. Het gerechtshof gaat hierin mee: ‘Uit de onder de feiten geciteerde stukken blijkt dat partijen ervan uit gingen dat de pensioenuitkeringen hoger of lager konden zijn dan beoogd en dat de pensioenaanspraak dan gelijk was aan die hogere of lagere bedragen. Het hof verenigt zich derhalve met het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een streefregeling en maakt dat tot de zijne. Uit de pensioencommunicatie met [de man] blijkt dat een kapitaalverzekering is aangegaan waarvan het verzekerde bedrag (samen met winstuitkeringen) voldoende werd geacht voor aankoop van het beoogde pensioen, met een voorbehoud voor de rentestand.’
Andere grieven zijn onvoldoende onderbouwd, aldus het hof.
Geef een reactie