Het Centraal Planbureau (CPB) wil dat schuldeisers in een faillissement minder rechten krijgen. Dat is een van de vier beleidswijzigingen die het CPB voorstelt om de kansen van bedrijven op een doorstart te vergroten.
Het CPB doet het voorstel maandag in de publicatie ‘In vier stappen naar efficiëntere faillissementswetgeving’. Op nationaal en Europees niveau wordt nagedacht over een aanpassing van de insolventiewetgeving. Daarmee kan, aldus het CPB, “het reorganiserend vermogen van de economie” worden vergroot. “Efficiënte insolventiewetgeving zorgt ervoor dat improductieve bedrijven minder lang blijven voortbestaan, waardoor de prikkels voor innovatieve investeringen toenemen en investeerders hiervoor meer risicodragend kapitaal willen verschaffen. Tegelijkertijd kan meer risicodragend kapitaal bij bedrijven de risico-opslag bij (bancaire) kredietverlening laten afnemen, hetgeen een positief effect op kredietverlening kan hebben.”
Vier beleidsopties
Er zijn in Nederland vier beleidsopties mogelijk waarmee bedrijven met betalingsproblemen meer reorganisatiemogelijkheden krijgen, schetst het CPB.
1. Wettelijk onderscheid schuldeisers
Maak in de wet onderscheid tussen meerdere categorieën concurrente schuldeisers. Iedere categorie moet verschillend worden gewogen. Schuldvorderingen moeten kunnen worden omgezet in preferente aandelen. Daarmee kunnen financiers en eigenaren van tevoren bepalen in welke categorie een financieringsovereenkomst valt. Preferente crediteuren blijven dan de Belastingdienst, werknemers en het UWV. Daarnaast zijn er dan nog twee categorieën die later worden afgelost, maar waarbij de eerste categorie per euro schuld meer aflossing krijgt. Nu zijn er nog vier categorieën schuldeisers.
2. Curator op afstand
Zet de curator meer op afstand bij surseance van betaling door een zogeheten ‘debtor-in-possession-procedure’ in te voeren. “Dit geeft het management van een bedrijf met betalingsproblemen een prikkel om eerder surseance aan te vragen en om na de aanvraag meer informatie te delen met de bewindvoerder en de schuldeisers.” Nederland is een van de weinige landen waar zo’n procedure nog niet bestaat. In de huidige situatie krijgt de curator zeggenschap over de onderneming bij surseance, waardoor ondernemers zo’n surseance uitstellen. “Hierdoor blijven inefficiënte bedrijven langer doorgaan.”
3. Schort rechten schuldeisers op.
Schort de rechten van schuldeisers met onderpand op bij surseance en faillissement. Nu kunnen zij hun onderpand terughalen, wat de kans op een succesvolle liquidatie verkleint. Opschorting van de rechten helpt een crediteurenrun te voorkomen en bevordert de kans op een succesvolle doorstart, aldus het CPB.
4. Dwangakkoord
Nu kan een minderheid van schuldeisers nog een reorganisatieplan tegenhouden. In het voorstel van het CPB zou bij surseance een dwangakkoord kunnen worden voorgesteld. Iedereen die wordt benadeeld, heeft daarin stemrecht, maar geen vetorecht. Dat prikkelt schuldeisers om zich meer op het collectieve belang te richten.
Aanpassingen zijn nodig om de kansen van bedrijven op het voortzetten van de onderneming te vergroten. In Nederland maakt 2,5% van de insolvente bedrijven een doorstart. In de Verenigde Staten is dat 10%.
Geef een reactie