De verkrijger van een aanmerkelijk belang verricht een tegenprestatie als hij van de schenker opgedragen krijgt een deel van de waarde van een aandelenpakket door te schuiven naar een derde. Volgens Rechtbank Gelderland is er dan sprake van een tegenprestatie als bedoeld in art. 4.17c lid 2 Wet IB 2001. Bij de bepaling van bij het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van de DGA moet daar rekening mee worden gehouden.
De uitspraak van Rechtbank Gelderland ziet op de zaak van een ondernemer en enig aandeelhouder, die zijn zoon aandelencertificaten ter waarde van €35 miljoen in een BV schonk. Om zijn andere zoon niet te zeer te benadelen, legde hij de bedrijfsopvolger de verplichting op om bijna €5 miljoen in contanten te betalen aan de broer. De vader verantwoordde in zijn aangifte geen (volgens de Belastingdienst belastbaar) voordeel uit aanmerkelijk belang, omdat hij van mening was dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet van toepassing was. Het voordeel is de overdrachtsprijs min de verkrijgingsprijs. Of de vader door de voorwaarde te stellen er werkelijk ‘voordeel’ genoot doet volgens de rechtbank niet ter zake.
Continuïteit
De bedrijfsopvolgingsregeling beoogt de continuïteit van de onderneming niet in gevaar te brengen door onttrekking van gelden aan de onderneming om de schenk- of erfbelasting te kunnen betalen. In dit geval was het een duidelijke keuze van de dga om via de bedrijfsopvolger een schenking van een bedrag in contanten te doen aan de andere zoon, terwijl laatstgenoemde zoon niet de bedrijfsopvolger is. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet een situatie die de wetgever heeft willen faciliteren.
Geef een reactie