MTH Accountants heeft bij het Gerechtshof Den Haag met succes een zaak aangespannen over betaling van onbetaald gebleven facturen door de voormalige exploitant van het in 2018 failliet verklaarde restaurant Graaf Kukel II uit Vollenhove. Het restaurant liet facturen van in totaal bijna 10.000 euro onbetaald die MTH tussen mei 2013 en mei 2014 aan Graaf Kukel II verstuurde voor administratieve en financiële diensten die het verleende.
Omdat Graaf Kukel II in continuïteitsproblemen verkeerde sloten MTH en de vrouwelijke exploitant op 24 maart 2014 een overeenkomst van borgtocht als onderdeel van een betalingsregeling. Omdat MTH toen al een substantieel bedrag te vorderen had vroeg het accountantskantoor de borgstelling als voorwaarde voor continuïteit van de dienstverlening aan het restaurant. In de borgstellingsovereenkomst ging de exploitant akkoord met het verlenen van een borgstelling van 10.000 euro voor alle openstaande nota’s en eventueel in de toekomst nog te ontvangen nota’s.
MTH: onjuist oordeel kantonrechter
Op 18 januari 2018 werd Graaf Kukel failliet verklaard, waarna MTH betaling van 7.668,67 euro vorderde van de vrouw op grond van de borgstellingsovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering toe tot een bedrag van € 3.827,57, maar MTH ging daartegen in beroep. Bij het Gerechtshof Den Haag bracht het accountantskantoor in dat de kantonrechter ten onrechte had overwogen dat de vrouw al een bedrag van € 6.172,43 had voldaan. Er was op zitting door partijen en de kantonrechter enkel vastgesteld welke bedragen er zijn betaald, maar niet door wie deze betalingen zijn verricht, voerde MTH aan. De conclusie van de kantonrechter dat alle betalingen door de exploitant zijn verricht, was volgens MTH onjuist. Het accountantskantoor stelde dat de voormalige exploitant nog voor € 9.650,- (€ 10.000,- minus € 350,- is € 9.650,-) kan worden aangesproken, omdat na het faillissement van Graaf Kukel door de vrouw € 350,- was voldaan.
Geen verweer voormalige exploitant bij gerechtshof
De voormalige exploitant van het restaurant voerde in hoger beroep geen verweer tegen het betoog van MTH. Het betoog van MTH komt het hof niet als ongegrond of onrechtmatig voor en is ook niet onbegrijpelijk, mede bezien in het licht van de overgelegde stukken. Dit betekent naar het oordeel van het hof allereerst dat ervan uit moet worden gegaan dat de voormalige exploitant uit hoofde van de borgovereenkomst nog voor € 9.650,- kan worden aangesproken, omdat na het faillissement van Graaf Kukel door de vrouw zelf (als borg) niet meer dan € 350,- is voldaan.
Het hof is verder van oordeel dat het bedrag van de resterende hoofdsom van € 3.805,97 als zodanig niet is bestreden, en dus voor toewijzing in aanmerking komt. In eerste aanleg heeft de voormalige exploitant het verweer gevoerd dat zij de gevorderde rente en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet redelijk vindt, omdat zij daardoor niet van de vordering afkomt, in die zin dat de vordering telkens vermeerderd wordt met rente en kosten ondanks deelbetalingen die zijn gedaan. Onbestreden is echter dat de voormalige exploitant als borg ook aangesproken kan worden voor de door Graaf Kukel verschuldigde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Dit leidt ertoe leidt dat de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn, oordeelt het hof. In eerste aanleg en in hoger beroep zijn de hoogte van de gevorderde wettelijke handelsrente van € 2.616,81 (berekend tot 31 oktober 2017) en de buitengerechtelijke kosten van € 845,89, niet betwist. Deze bedragen dienen te worden toegewezen, nu het maximum van € 10.000,- uit hoofde van de borgovereenkomst (uiteindelijk) niet wordt overschreden. De slotsom is dat de voormalige exploitant nog een bedrag van in totaal € 7.268,67 aan MTH moet betalen. Deze vordering zal alsnog worden toegewezen, met vernietiging van het bestreden vonnis.
Geef een reactie