KPMG hoeft een voormalige klant die in 2013 failliet ging niet het controledossier te overhandigen met betrekking tot enkele jaarrekeningen. De failliete ondernemers wilden het controledossier gebruiken om KPMG mogelijk aansprakelijk te stellen voor geleden schade als gevolg van gebrekkig uitgevoerd controlewerk.
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt echter dat de ondernemers geen rechtmatig belang bij hun vorderingen hebben. Uit artikel 843a Rv, op basis waarvan de ondernemers het controledossier probeerden op te eisen, volgt ook geen algemeen inzagerecht. Het enkele vermoeden dat de stukken steun zouden kunnen geven aan de stelling van de ondernemers dat KPMG nooit goedkeurende accountantsverklaringen had mogen afgeven is onvoldoende grond voor honorering van op deze bepaling gebaseerde vorderingen, oordeelt het Hof.
Verduistering medewerker
Een medewerker van de later failliet gegane ondernemers verduisterde en verhandelde van 2008 tot 2010 ongeveer 155.000 pakjes sigaretten bij het concern, dat tabak- en gemakswinkels exploiteerde en zich bezighield met de verkoop en distributie van sigaretten via automaten. De medewerker biechtte de grootschalige diefstal in 2010 op. Controlerend accountant KPMG concludeerde in een eigen onderzoek naar de zaak in 2011:
- Er was geen directe koppeling aanwezig tussen de voorraadadministratie en de financiële administratie. Hierdoor zijn de geboekte voorraadverschillen niet direct zichtbaar geworden in de financiële administratie.
- Een tweede mogelijke oorzaak dat dit heeft kunnen plaatsvinden, ligt in het feit dat de voorraad in de automaten in de afgelopen periode niet (periodiek roulerend) geïnventariseerd werd. Hierdoor bestond er geen toetsmoment om vast te stellen of de financiële waarde in de administratie op basis van de geregistreerde verkopen en inkopen nog correct was weergegeven.
De moedermaatschappij van de tabakswinkel en –automatenexploitant en haar zes dochtervennootschappen gingen in 2013 failliet.
Goedkeurende verklaringen KPMG
Volgens de failliete eigenaren had KPMG als controlerend accountant, gezien de omvang van de fraude en het door KPMG ook zelf vastgestelde ontbreken van een directe aansluiting tussen de voorraadadministratie en de financiële administratie, nooit de goedkeurende accountantsverklaringen bij de betreffende jaarrekeningen mogen afgeven. De failliete ondernemers stelden dat zij met behulp van de controledossiers haar bewijspositie jegens KPMG in een eventuele procedure tegen de accountant – waarin KPMG aansprakelijk zou worden gesteld voor geleden schade – zou kunnen verbeteren.
Oordeel Hof: geen algemeen inzagerecht
De rechtbank Amsterdam wees de vorderingen van de ondernemers jegens KPMG in 2017 af. Het Hof spreekt nu ook uit dat artikel 843a Rv geen algemeen inzagerecht in het leven roept en het enkele vermoeden dat de betreffende stukken steun zouden kunnen geven aan stellingen van de failliete ondernemers onvoldoende grond oplevert voor honorering van op deze bepaling gebaseerde vorderingen. ‘Artikel 843a Rv houdt juist een uitzondering in op het uitgangspunt dat partijen in beginsel niet gehouden zijn aan elkaar de zich onder hen bevindende bescheiden af te geven. Ook het feit dat [appellanten] niet over deze documenten beschikken (en ze dus niet kunnen beoordelen) en de stelling van [appellanten] dat hun vorderingen niet bij voorbaat kansloos zijn, leveren geen belang op als bedoeld in artikel 843a Rv.’
Aansprakelijkheid KPMG
Volgens het Hof is het in een eventueel door de failliete ondernemers jegens KMPG aanhangig te maken procedure (waarin dan de aansprakelijkheid van KPMG centraal staat) aan de failliete ondernemers om – uitgaande van hetgeen hen bekend is omtrent de door een medewerker gepleegde verduistering en de goedgekeurde jaarrekeningen – te stellen en zo nodig te bewijzen dat en waarom KPMG bij de afgifte van die verklaringen zich niet heeft gedragen als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant. In dat verband zullen de failliete ondernemers onder meer de normen moeten aanduiden waaraan de controlewerkzaamheden van KPMG hadden moeten voldoen en stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting moeten bewijzen, dat en waarom KPMG daaraan niet heeft voldaan, spreekt het Hof uit.
De beoordeling van een en ander, en het door KPMG daartegen (eventueel) gevoerde verweer, is aan de rechter die over het betreffende geschil heeft te oordelen. Dat betreft dan enerzijds een juridische beoordeling van de vraag welke normen zijn te stellen aan het verrichten van controlewerkzaamheden in de situatie als waarvan hier sprake is (en meer in het bijzonder de vraag of daartoe behoort dat KPMG – zoals de failliete ondernemers stellen – de voorraadadministratie controleerde) en anderzijds de beoordeling en waardering van de feitelijke stellingen van partijen met betrekking tot het gestelde tekortschieten van KPMG en het daartoe aangebrachte bewijs. In die context dient de aangezochte rechter volgens het Hof eveneens te beoordelen in hoeverre KPMG heeft voldaan aan de op haar als gedaagde rustende stel- en motiveringsplicht en of van KPMG kan worden verwacht dat zij haar stellingen nog nader onderbouwt of dient te bewijzen. Daartoe behoort eveneens de beoordeling van de (eventueel aan te voeren) stelling van de failliete ondernemers dat KPMG zich niet heeft gehouden aan de NV COS.
In dat licht bezien concludeert het hof dat de failliete ondernemers geen rechtmatig belang bij hun vorderingen hebben.
Johan zegt
Nutteloos beroep; laten uitsterven , zoals de putjeschepper, tonnenleger en lampaansteker