Een ondernemer moet als onderdeel van een boekenonderzoek alsnog enkele gevraagde kopieën aan de Belastingdienst verstrekken. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch acht aannemelijk dat de gevraagde informatie voor de belastingheffing van belang kan zijn en is het niet met de ondernemer eens dat het fiscaal belang ontbreekt of gekunsteld is en de inspecteur in wezen informatie wenst te verkrijgen over de feitelijke vestigingsplaats van een van zijn bedrijven. Ook is geen sprake van een phishing expedition.
De fiscus voerde in 2012 een boekenonderzoek uit bij een ondernemer en enige van zijn vennootschappen. De ondernemer verstrekte tijdens het onderzoek een map ter inzage aan de inspecteur waarin zich (een deel van) de gevraagde stukken zouden bevinden. De inspecteur verzocht de gemachtigde kopieën van alle stukken uit deze map aan hem ter beschikking te stellen, maar die weigerde dat. Kort daarna is van een aantal stukken uit de betreffende map alsnog een kopie aan de inspecteur verstrekt, maar dus niet van alle stukken zoals de inspecteur had verzocht. Daarom stelde de fiscus vervolgens een informatiebeschikking vast. Bij de rechtbank en vervolgens het Hof was onder andere in geschil of dat terecht was.
Informatie is van belang
Het Hof acht aannemelijk dat de gevraagde informatie voor de belastingheffing van de ondernemer over de jaren vanaf 2006 van belang kan zijn, in het bijzonder voor wat betreft de vaststelling van zijn inkomen. Met de weigering om de ontbrekende stukken uit de map aan de inspecteur te vertrekken, althans de weigering om kopieën daarvan te maken, heeft de ondernemer niet aan het verzoek ex artikel 47 respectievelijk artikel 49 van de AWR voldaan. Met de informatiebeschikking is vervolgens de weigering om (kopieën van) die ontbrekende stukken te verstrekken, geformaliseerd, spreekt het Hof uit.
Geen phishing expedition
De ondernemer heeft hiertegen aangevoerd dat – kort gezegd – het fiscaal belang ontbreekt dan wel gekunsteld is en dat de inspecteur in wezen informatie wenst te verkrijgen over de feitelijke vestigingsplaats van een van zijn bedrijven. Het Hof verwerpt dit standpunt. De ondernemer heeft nog geen begin van bewijs aangedragen waaruit zou volgen dat de inspecteur slechts het onderzoek heeft geëntameerd met het oog op het vaststellen van de fiscale positie van dat bedrijf. Het Hof onderkent dat het onderzoek en de gestelde vragen mede relevant kunnen zijn voor de fiscale positie van het bedrijf 1, maar dat betekent niet dat dit onderzoek niet tevens relevant is voor de vaststelling van het inkomen van de ondernemer. In zoverre lopen beide onderzoeken gedeeltelijk parallel.
Jersey
Het enkele feit dat de ‘trigger’ tot het instellen van een nader onderzoek is gelegen in het feit dat in de aangifte een aftrek van hypotheekrente is gepresenteerd die is verschuldigd aan een op Jersey gevestigde vennootschap, maakt een en ander niet anders. Dit gegeven rechtvaardigt op zichzelf een onderzoek en indien tijdens dat onderzoek informatie op tafel komt, kan dit nieuwe vragen oproepen, zoals bijvoorbeeld vragen over mogelijke inkomsten uit garantiestellingen of vragen over het mogelijk in aanmerking nemen van gebruikelijk loon. De controle-ambtenaar heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat in de betreffende map bijvoorbeeld stukken aanwezig waren over een bezoek van de ondernemer aan Jersey en een verslaglegging daarvan. Een dergelijk stuk kan licht werpen op de vraag wat voor werkzaamheden de ondernemer heeft verricht voor het bedrijf en of dit rechtvaardigt dat een gebruikelijk loon in aanmerking wordt genomen.
Het Hof is voorts van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van een phishing expedition.
Dat betekent dat de ondernemer alsnog kopieën dient te verstrekken van de in de betreffende map opgenomen stukken.
Geef een reactie