Flynth heeft zonder succes tot aan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch geprocedeerd tegen een voormalig vestigingsmanager over een overeenkomst die hij had gesloten met een later aan de kant gezette externe coach en trainer. Flynth wilde de voormalige vestigingsmanager in hoger beroep voor de 60.000 euro laten opdraaien die het betaald had op grond van een vaststellingsovereenkomst met aan de kant gezette externe coach en trainer. Er was volgens het Hof echter geen rechtens bestaande verplichting voor Flynth om de schadeloosstelling aan het coachingbedrijfje te betalen.
Bij de rechtbank had Flynth eerder aangevoerd dat de voormalige vestigingsmanager de overeenkomst onbevoegd was aangegaan. De rechter achtte dat echter niet aannemelijk, onder andere omdat Flynth akkoord was gegaan met de begroting van de vestiging. Daarin waren de kosten voor de coach expliciet opgenomen.
Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2019:4160
De vestigingsmanager had in 2012 namens Flynth een overeenkomst gesloten met het bedrijfje van de coach/trainer. Het bedrijf zou tegen een uurtarief van € 230,00 exclusief BTW en enkele bijkomende kosten vanaf 1 januari 2013 samen met de vestigingsmanager en de medewerkers van de vestiging potentiële klanten (prospects) gaan benaderen. Het acquisitietraject had volgens het contract een looptijd van vijf jaar.
Opzegging
De regiodirecteur vond echter dat de vestigingsmanager dat zelf wel af zou moeten kunnen, waarop hij in 2014 aan het bedrijf meedeelde dat de inzet van het bedrijf door Flynth zou worden beëindigd. De overeenkomst werd mondeling opgezegd per 1 augustus 2014, ongeveer een half jaar later. Een factuur van 1 augustus 2014 van € 13.202,31 voor in juli 2014 verrichte werkzaamheden werd door Flynth onbetaald gelaten.
Rechtbank Limburg
Het coachingbedrijf liet het daar niet bij zitten en besloot Flynth voor de rechtbank te dagvaarden. Het vorderde bij de rechtbank Limburg (in conventie) betaling van de factuur van 1 augustus 2014, een verklaring voor recht dat de overeenkomst pas eindigde op 1 januari 2018 en betaling van schadevergoeding. Flynth vorderde (in reconventie) voor recht te verklaren dat de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand was gekomen of dat Flynth daaraan in redelijkheid niet gehouden zou zijn. Deze procedure was de procedure in de hoofdzaak.
Flynth riep de voormalig vestigingsmanager in vrijwaring op en vorderde, als de rechtbank zou oordelen dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen, dat de voormalig vestigingsmanager zou worden veroordeeld Flynth te vrijwaren voor alle verplichtingen en kosten voortvloeiend uit de overeenkomst, op straffe van een dwangsom. Deze procedure was de procedure in vrijwaring.
Grove schuld
Flynth legde aan de vorderingen ten grondslag dat sprake was van opzet of grove schuld dan wel onrechtmatige daad van de voormalig vestigingsmanager, omdat hij Flynth onbevoegd zou hebben vertegenwoordigd bij het aangaan van de overeenkomst met het coachingbedrijf. De rechtbank achtte Flynth echter aan de overeenkomst gebonden omdat het zelf de schijn had gewekt dat de voormalig vestigingsmanager een toereikende volmacht had. De rechtbank veroordeelde Flynth vervolgens (in conventie) tot betaling van de factuur van het bedrijfje. De vorderingen van dat bedrijfje werden voor het overige afgewezen, net als de vorderingen van Flynth. Ook in de vrijwaringszaak wees de rechtbank de vordering van Flynth af.
Hoger beroep
Flynth liet het niet bij die uitspraak zitten en ging in hoger beroep. De procedure in hoofdzaak eindigde met een royement omdat Flynth en het coachingbedrijfje een vaststellingsovereenkomst sloten. Flynth zette vervolgens wel het hoger beroep tegen het vonnis in vrijwaring door en vorderde de voormalig vestigingsmanager te veroordelen om Flynth te vrijwaren voor alle verplichtingen en kosten voortvloeiende uit de overeenkomst, € 60.000,- aan schadebetalingen aan het coachingbedrijfje op grond van de vaststellingsovereenkomst en een nog nader bij akte op te maken bedrag aan juridische kosten voor de bodemprocedures tegen het coachingbedrijfje en de voormalig vestigingsmanager, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de voormalig vestigingsmanager in de proceskosten.
Eiswijziging toegelaten, geen deugdelijke grondslag vordering
Het Hof oordeelt nu dat de eiswijziging van Flynth in hoger beroep toelaatbaar is. Vervolgens komt het Hof echter tot de conclusie dat de vordering van Flynth een deugdelijke grondslag ontbeert en moet worden afgewezen. Er was volgens het Hof namelijk geen rechtens bestaande verplichting voor Flynth om een schadeloosstelling vanwege de opzegging van de overeenkomst aan het coachingbedrijfje te betalen. Dat leidt tot het oordeel dat aan een van de voorwaarden voor toewijzing van de vordering, het bestaan van causaal verband als bedoeld in art. 6:98 BW tussen schade en handelen van de voormalig vestigingsmanager, niet is voldaan en er geen grondslag is om het bedrag van € 60.000,- van hem te vorderen.
Geef een reactie