Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft de subsidiemodule Borgstelling mkb-kredieten (BMKB) per 1 januari 2020 verruimd. Daarmee moeten met name MKB-bedrijven worden gesteund die getroffen worden door de PFAS-en stikstofproblematiek.
Standaard is de financierende partij verplicht om naast een kredietovereenkomst die onder de borgstelling valt, met de ondernemer ook een kredietovereenkomst te sluiten waar geen bedrijfsborgstelling voor geldt. Die laatste overeenkomst moet dan minimaal 100% bedragen van het krediet onder de borgstelling. Van deze regel zijn al categorieën zoals starters uitgezonderd: voor hen geldt dat het krediet zonder borgstelling ook 33,3% mag bedragen van het geborgde krediet. Die zogeheten 1:3-regeling geldt vanaf 1 januari ook voor MKB-ondernemingen die actief zijn in sectoren die getroffen zijn door de PFAS- en stikstofproblematiek. Dat geldt voor leningen die tot 1 januari 2021 worden verstrekt.
Minimaal 20% omzet
Om in aanmerking te komen voor de verruiming moet de MKB-ondernemer een substantieel deel van zijn activiteiten in de betreffende sectoren verrichten. ‘In het kader van deze regeling is hiervan sprake als de MKB-ondernemer 20% van de jaaromzet van 2018 of 2019 uit activiteiten in één of meer van de betrokken sectoren haalt. Voor 2019 is gekozen omdat dit het meest recente omzetjaar is en derhalve representatief kan zijn voor de meest actuele stand van zaken in de onderneming. Afhankelijk van de problemen die het bedrijf heeft ondervonden van de PFAS- en stikstof-problematiek, kan dit echter ook een jaar zijn waar een omzet wordt behaald die niet representatief is voor het betrokken bedrijf. Om die reden kan ook worden uitgegaan van de omzet uit 2018, zijnde het jaar direct voorafgaand aan het ontstaan van de problematiek.’
Betrokken sectoren
De regeling is bedoeld voor bedrijven die actief zijn in sectoren die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van het verzet en verwerking van grond of werkzaamheden uitvoeren in de grond of bodem en daardoor geraakt worden door de PFAS-problematiek. Het betreft bedrijven die actief zijn in (deel)sectoren als het grondverzet, baggersector en de bouw en een substantieel deel van hun activiteiten in die sectoren verrichten. ‘De PFAS-problematiek bepaalt immers de mate waarin en de voorwaarden waaronder grond en bagger mag worden toegepast. Tot deze sectoren kan ook het gemechaniseerd loonwerk worden gerekend dat zorgt voor de aanleg en het onderhoud van openbaar en privaat groen (zoals plantsoenen, parken, sportaccommodaties, tuinen, natuur en recreatie). Daarnaast zijn er sectoren die in meer indirecte zin, maar wel in substantiële mate gevolgen ondervinden van de PFAS-problematiek. Gespecialiseerde bedrijven die zich bezighouden met het saneren van verontreinigde bodems, (onder)waterbodems, verontreinigd grond- of oppervlaktewater en (ondergrondse) opslagtanks, hebben te maken met restricties dan wel gevolgen bij het innemen, afvoeren of aanwenden van grond en bagger. Dat geldt eveneens voor bedrijven die zand, klei en grind winnen, groothandels in zulke materialen en grondbanken. Transporteurs van los gestorte bouwstoffen zoals zand, grond, asfalt, grind, puin, klei merken ook een terugval in werkzaamheden.’
Zie ook de bekendmaking in de Staatscourant
Geef een reactie