In de jaren 2013 tot en met 2016 was het mogelijk om met sparen een rendement van 1,2% te halen op spaargeld, laat staatssecretaris Vijlbrief nogmaals weten aan de Tweede Kamer. CDA-lid Omtzigt neemt daar nog geen genoegen mee en gaat deze week weer het debat aanzwengelen.
Vorig jaar kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat de belasting aan de hand van een forfaitair rendement op stelselniveau in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat gaat alleen op als het haalbare rendement gemiddeld lager uitkomt dan de 1,2% belasting die in box 3 wordt geheven. Het Centraal Planbureau heeft op basis van onderzoek geconcludeerd dat het rendement tussen begin 2013 en eind 2016 gemiddeld boven die 1,2% uitkomt of in elk geval gehaald had kunnen worden.
Gemiddelde berekenen…
Voor het haalbare rendement wordt gekeken naar direct opvraagbare spaarrekeningen, termijndeposito’s en Nederlandse staatsobligaties. Het Haagse gerechtshof heeft eind 2019 het gemiddelde rendement op spaargeld berekend door de gemiddelden per categorie bij elkaar op te tellen en vervolgens door drie te delen. Dat leidt voor 2015 tot een rendement van 1,03%: lager dus dan de box 3-heffing van 1,2%. Alleen heeft het CPB die rekensom niet gemaakt, met als argument dat rechters niet eenduidig zijn over hoe het rendement per spaarvorm moet worden bepaald.
…of afzonderlijke categorieën beschouwen
CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt wilde vorige week van Vijlbrief weten hoe hij kon volhouden dat de box 3-heffing van 2013 tot 2016 niet op het randje van juridische houdbaarheid was. ‘Het CPB zegt juist dat je het gemiddelde rendement moet nemen van de drie categorieën.’ Maar Vijlbrief blijft bij zijn standpunt. ‘Het CPB heeft geen advies gegeven’, schrijft hij. Het bepalen van een gemiddeld rendement is helemaal niet aan de orde, aldus de bewindsman: ‘Zoals ik in mijn brief van 16 oktober 2020 heb aangegeven concludeert het kabinet op basis van de arresten van de Hoge Raad dat pas sprake is van een schending van het EVRM-recht als het gemiddeld haalbare rendement op iedere risicoarme vermogenscategorie afzonderlijk lager is dan 1,2%.’ En dat was bij alle typen termijndeposito’s niet het geval.
Compensatie niet verplicht
De staatssecretaris stipt nog aan dat de vraag of de box 3-heffing wel of niet in strijd was met het EVRM-recht niet gelijk staat aan de vraag of financiële compensatie zou moeten plaatsvinden. ‘Het is niet per definitie zo dat financiële compensatie moet volgen op het moment dat een schending op stelselniveau wordt vastgesteld. Volgens jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de Mens kan aanpassing van de wetgeving voldoende rechtsherstel bieden in het geval van vaststelling van een schending, zonder dat daarnaast de belastingplichtigen zelf financiële compensatie moet worden geboden.’
Omtzigt is niet overtuigd: ‘Ik ga hier bij de plenaire behandeling van het Belastingplan 2021 aanvullende vragen over stellen.’ Die plenaire behandeling start dinsdag.
Bron: FD
J.N. Weezenberg RA zegt
*Eerder liet de Heer Vijlbrief weten dat bij bewijsbaar beleggen in spaarrekeningen het lage tarief van toepassing mag zijn vanaf 2021/22.
*In Nederland krijgt de fiscus volledig gedetailleerde specificaties van banken en neemt die direct over in de aangiften via internet. 100% bewijs, nu beschikbaar.
*Bij de tariefbepaling stelt de Heer Vijlbrief dat een professionele belegger met een vermogen van meer dan 1 miljoen euro een rendement kan maken van 5,8 %.
Bij de vooruitzichten voor ABP moet worden gerekend met een spookgetal van bijna nul, dat de deftige titel rekenrente meekrijgt, maar elke rente waar je mee rekent is een rekenrente. En iedereen slikt de bitterzoete koek.
Pieter Omzigt gaat terecht de discussie aan.
Hij mag bovenstaand stukje tekst gebruiken…..
N.penders zegt
De mensen worden nu eenmaal voor de gek gehouden.
Of het nu box 3 of de pensioenen betreft, ze blijven de mensen geld afnemen.
Van vijlbrief hoef je echter niet veel te verwachten.
Ik hoop dat Pieter Omzigt hier iets aan kan veranderen.