De fiscus, accountant Bentacera en de (vroegere) verhuurder gingen in het zicht van een dreigend faillissement allemaal akkoord toen het Friese bedrijf Import Vredenburg in 2016 met een aanbod kwam tot gedeeltelijke betaling van de openstaande schulden tegen finale kwijting. ING niet, waarna het handelsbedrijf uiteindelijk eind december 2017 werd ontbonden in plaats van failliet verklaard. De bank bleef als enige schuldeiser onbetaald achter, terwijl er een pandrecht was verkregen op alle activa van het bedrijf toen de bank een lening had verstrekt.
ING liet het er dan ook niet bij zitten en besloot de twee voormalige bestuurders bij de rechter persoonlijk ter verantwoording te roepen. Met succes, want het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigde onlangs een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland waarin was uitgesproken dat de ondernemers onrechtmatig handelden ten opzichte van ING. De bestuurders hadden naar het oordeel van het Hof behoren te begrijpen dat de verkoop van bedrijfsactiva tot gevolg zou hebben dat Import Vredenburg haar verplichtingen tegenover ING niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2020:9511
Handel in elektronische huishoudelijke apparatuur
De twee veroordeelde ondernemers waren via Vredenburg Beheer (BV) indirect bestuurders van Import Vredenburg, dat zich bezighield met de handel in elektronische huishoudelijke apparatuur, reinigingssystemen en aanverwante artikelen. Op 28 december 2017 werd die vennootschap ontbonden en op 4 januari 2018 is zij uit het handelsregister uitgeschreven. De rechtsvoorganger van ING (Postbank) had Import Vredenburg jaren daarvoor een bedrijfskrediet verstrekt waarbij het een pandrecht kreeg op alle activa van de vennootschap.
ING vreest onverhaalbaarheid vordering
Op 23 december 2015 schreef ING aan Import Vredenburg dat de kredietfaciliteit al geruime tijd een niet-toegestane overschrijding van de verleende kredietlimiet vertoonde, dat er geen of nauwelijks omzet over de zakelijke rekening plaatsvond en dat daardoor bij haar een gegronde vrees bestond voor de onverhaalbaarheid van haar vordering. Het totale debetsaldo bedroeg volgens ING € 48.662,09. Dit bedrag werd door het automatisch eindigen van de kredietverlening opeisbaar. ING maande Import Vredenburg tot betaling van dit saldo.
Recht ontzegd om zekerheden te vervreemden
In de brief ontzegde ING Import Vredenburg ook het recht om, anders dan in het kader van de normale bedrijfsvoering, de aan de ING verbonden zekerheden te vervreemden: “Daarnaast maken wij gebruik van het recht van de bank om u, anders dan in het kader van de normale bedrijfsvoering, de vervreemding van de aan de ING verbonden zekerheden met ingang van heden te ontzeggen. Indien noodzakelijk zijn wij ter behoud van haar rechten bevoegd om namens de ING de afgifte van de verpande zaken te vorderen. Daarom dient u deze zaken tot onze beschikking te houden”.
Saneringsvoorstel
Op 4 februari 2016 deden de twee bestuurders de crediteuren van Import Vredenburg een saneringsvoorstel, waarbij aan de Belastingdienst, accountant Bentacera, de (vroegere) verhuurder en ING een aanbod werd gedaan tot gedeeltelijke betaling van de openstaande schulden tegen finale kwijting. De bestuurders lieten weten hiervoor een in privé te ontvangen uitkering van de verzekeringsmaatschappij van ongeveer € 75.000,- volledig te willen gebruiken. ING ging echter als enige niet met het voorstel akkoord.
Brief accountant aan ING
In een brief bij de jaarrekening 2016 van Import Vredenburg deelde een bij Bentacera werkzame adviseur vervolgens op 8 maart 2017 aan ING mee dat in 2016 sanering van diverse crediteurenbedragen had plaatsgevonden, dat een deel was afgelost onder algehele kwijting en dat daarvoor in het resultaat een bate van € 122.000,- was opgenomen. Behalve ING waren de schuldeisers dat jaar conform het saneringsvoorstel betaald. Hiervoor hadden de twee bestuurders volgens de adviseur uit privémiddelen geld gestort in de onderneming. Bovendien waren de activa van de onderneming te gelde gemaakt en de vorderingen op de debiteuren geïncasseerd. Ook de lopende financiële verplichtingen waren volgens de adviseur afgelost.
Aansprakelijkstelling bestuurders door ING
Op 5 december 2017 deelde ING aan de twee bestuurders mee dat zij gezien hun handelen als (indirect) bestuurders en de onrechtmatigheid daarvan in privé aansprakelijk zijn voor de schade die ING heeft geleden, die volgens de bank bestond uit de onbetaald gebleven vordering van ING (de hoofdsom van € 54.502,67 per 28 november 2017 en wettelijke rente). ING vorderde bij de rechtbank dat de bestuurders zouden worden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en kosten. De vordering werd toegewezen, maar de twee voormalige bestuurders gingen daartegen in beroep.
Hoger beroep
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigd echter het oordeel van de rechtbank. De bestuurders hadden behoren te begrijpen dat de verkoop van bedrijfsactiva tot gevolg zou hebben dat Import Vredenburg haar verplichtingen tegenover ING niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Die verkoop had immers de betaling van andere schuldeisers tot doel, en frustreerde het recht van ING (als onbetaald gebleven schuldeiser) om zich op deze activa te verhalen. Omdat dit allemaal gebeurde in het kader van een bedrijfsbeëindiging, stond op voorhand vast dat Import Vredenburg de schuld aan ING ook niet uit andere middelen zou kunnen voldoen, terwijl ING zich bij voorrang op de activa van Import Vredenburg zou hebben kunnen verhalen als deze verkoop niet had plaatsgehad. Dan zou namelijk faillissement zijn gevolgd, zoals de bestuurders zelf ook aanvoeren.
De vordering van ING is onbetaald gebleven. Naar het oordeel van het hof is het aannemelijk dat die vordering geheel zou zijn voldaan als de onrechtmatige gedragingen achterwege waren gebleven. Dat dit anders is, hebben de bestuurders onvoldoende aangetoond. De waarde van de activa ten tijde van de brief van ING van 23 december 2015 overtrof blijkens de jaarstukken (per 1 januari 2016) namelijk ruim de hoogte van de vordering van ING. Aangenomen kan daarom worden dat ING zich in een faillissement voor de volledige vordering op de activa had kunnen verhalen.
Geef een reactie