Als een ondernemer zich, met een mogelijk faillissement in het vooruitzicht, persoonlijk garant stelt voor de betaling van facturen moet er wel worden afgesproken op welk bedrag die persoonlijke borgstelling betrekking heeft. Die harde les heeft een Nunspeets accountantskantoor onlangs geleerd bij de Rechtbank Gelderland.
Omdat er in de particuliere borgtochtovereenkomst met de bestuurder van de in 2017 failliet gegane modeketen Stijl Fashion uit Maastricht geen maximumbedrag was afgesproken kan het Veluwse accountantskantoor Oakthree (ook bekend als Axis Accountants) fluiten naar ruim €20.000,- aan facturen die nog openstonden. Als het bedrag van de verbintenis van de hoofdschuldenaar op het tijdstip van het aangaan van de borgtocht niet vaststaat is de particuliere borgtocht namelijk op grond van artikel 7:858 lid 1 BW alleen geldig voor zover er een maximumbedrag is overeengekomen.
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2020:6232
Afspraken over betaling
Oakthree verzorgde vanaf 2015 de financiële administratie en boekhouding voor Stijl. Eind 2016 ging het niet goed met de modezaken en dreigde een faillissement. Stijl had toen al ruim €10.000,- aan facturen bij het accountantskantoor openstaan en beide partijen maakten rond de jaarwisseling afspraken over betaling daarvan en over de hulp de werkzaamheden die Oakthree de komende tijd zou gaan verrichten. De bestuurder van Stijl gaf aan zich persoonlijk garant te stellen voor de openstaande posten.
Faillissement Stijl
Oakthree deed in de maanden daarna de financiële en salarisadministratie en gaf adviezen over de structuur, liquiditeitsproblemen en het in beeld brengen van schulden en resultaat. Dat mocht niet baten, want op 7 februari 2017 werden de vennootschappen van Stijl failliet verklaard. Uiteindelijk bleven facturen tot een bedrag van € 20.772,21 onbetaald.
Bestuurder Stijl en accountantskantoor naar rechter
Het accountantskantoor liet het daar niet bij zitten en vorderde bij de rechtbank Gelderland betaling door de bestuurder, onder verwijzing naar zijn persoonlijke garantstelling. De bestuurder vorderde op zijn beurt dat Oakthree wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 25.000,-. Daaraan legde hij ten grondslag dat de door Oakthree gevoerde administratie gebrekkig was, waardoor een boedeltekort is ontstaan, waarvoor de bestuurder op zijn beurt door de curator aansprakelijk is gehouden op grond van onbehoorlijk bestuur.
Beoordeling: beide vorderingen afgewezen
De vordering van de bestuurder wordt bij de rechtbank afgewezen omdat die niet is onderbouwd met stukken. Ook de vordering van het accountantskantoor wordt echter van de hand gewezen. De rechter beoordeelt de persoonlijke garantstelling door de bestuurder als een particuliere borgtocht. Op grond van artikel 7:858 lid 1 BW is de particuliere borgtocht slechts geldig, indien het bedrag van de verbintenis van de hoofdschuldenaar op het tijdstip van het aangaan van de borgtocht niet vaststaat, voor zover een in geld uitgedrukt maximum-bedrag is overeengekomen. Deze bepaling bevordert dat de borg zich niet alleen van de aard, maar ook van de omvang van het te aanvaarden risico bewust is.
Beoordeeld wordt in de eerste plaats of het bedrag op het tijdstip van het aangaan van de borgtocht wel of niet vast stond. Dat is hier niet het geval, spreekt de rechtbank uit:
Dit blijkt alleen al uit de tekst van de e-mails van Oakthree (zie onder 2.5.: Wat er resteert zal dus in januari worden uitgefactureerd. en 2.6.: Om een persoonlijke garantie dat jij garant staat voor de kosten die we in dit traject nog moeten maken.). Er werd kennelijk rekening gehouden met nog meer te verrichten werkzaamheden in de toekomst.
Ook los daarvan kunnen de in de e-mail van 15 december 2016 genoemde bedragen niet worden beschouwd als vaststaande bedragen in de zin van genoemd artikellid. Die bedragen zijn immers blijkens die e-mail (in ieder geval deels) gerelateerd aan reeds verrichte werkzaamheden. Dat is in tegenspraak met de stelling van Oakthree dat met [gedaagde] was afgesproken dat hij zou instaan voor betaling van de werkzaamheden die nog zouden worden verricht. In de pleitnota van Oakthree staat daarover: Met een mogelijk faillissement was het niet verstandig om meer werk te verrichten dan noodzakelijk voor de beslissing en voor de heer [gedaagde] zelf. Vandaar dat limitatief is afgesproken welke werkzaamheden er nog zouden worden verricht.
Dat geen bedrag vast stond bij het aangaan van de borgtocht wordt tenslotte nog bevestigd door het gegeven dat [gedaagde] uiteindelijk aangesproken is tot betaling van een ander bedrag dan de bedragen genoemd in de e-mail van Oakthree van 15 december 2016. (De bedragen die zijn genoemd zijn € 10.270,60 en € 10.081,50, waarvan afgetrokken moet worden € 3.525,- (50% van € 7.050,-). Dat is in totaal € 16.827,10. Dan is volgens de e-mail van 4 januari 2017 € 1.500,- betaald, waardoor nog € 15.327,10 resteert, terwijl € 20.772,21 is gefactureerd.)
Nu het bedrag niet vast stond diende volgens genoemd artikellid een maximum-bedrag te zijn overeengekomen. Maar er is geen maximum-bedrag overeengekomen, zo hebben beide partijen bevestigd.
Het niet in acht nemen van het in artikel 7:858 lid 1 BW genoemde vormvereiste staat aan de geldigheid van de borgtocht in de weg op grond van artikel 3:39 BW. De vordering van Oakthree wordt afgewezen.
Geef een reactie