Een AA die bij KPMG Curaçao werkte handelde in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit door het opschrift ‘draft’ weg te laten halen van een conceptjaarrekening, oordeelt de Accountantskamer in een door het OM aangespannen zaak. Mede omdat de accountant in januari 2019 al een waarschuwing kreeg en het indienen van de eerste klacht zowel privé als zakelijk zeer ernstige gevolgen heeft gehad laat de Accountantskamer het bij een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.
Uitspraak: 20-413 ANONIEM AA
Witwaszaken
De tuchtzaak komt voort uit de omvangrijke witwaszaken Cymbal en Troja, waarbij twee broers uit een Curaçaose familie in 2019 tot celstraffen van zes en vijf jaar werden veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrifte, oplichting en witwassen. Er was 320 miljoen dollar (zo’n 270 miljoen euro) witgewassen door vennootschappen die aan de familie waren gerelateerd. Eén daarvan was de Caribean Distributors Group NV (CDG). De witwaspraktijken van CDG waren volgens de Telegraaf mede de aanleiding voor de witwasschikking van 775 miljoen euro die ING in 2018 betaalde.
Eerste tuchtzaak
De AA stelde in 2010, 2011 en 2012 de jaarrekeningen samen van CDG en voorzag ze van een samenstellingsverklaring. De Accountantskamer oordeelde daarover in 2019 dat de geconstateerde lage marge bij het bedrijf de AA noopte om op grond van artikel 14 Standaard 4410 alsnog de in artikel 13 van deze Standaard bedoelde werkzaamheden uit te voeren met betrekking tot marge en crediteuren. Door dat achterwege te laten handelde hij niet overeenkomstig Standaard 4410 en in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikelen A-100.4 sub c juncto A.130.1 van de VGC gehandeld. Van het bewust negeren van fraudesignalen, waarover het OM ook klachten had ingediend, was volgens de tuchtrechter geen sprake. KPMG zelf kwam een schikking met het OM overeen vanwege de zaak.
Nieuwe tuchtzaak over conceptjaarrekening
Het OM spande een nieuwe zaak tegen de AA aan, nadat justitie vernam dat hij het opschrift ‘draft’ en de naam van zijn accountantskantoor had laten weghalen van een conceptjaarrekening van VGC. Dat deed de AA omdat hij wilde voorkomen dat hij (of zijn kantoor) door derden in verband zouden kunnen worden gebracht met die conceptjaarrekening terwijl die nog niet was afgerond en nog geen samenstellingsverklaring kon worden afgegeven. De voormalige KPMG’er gaf uiteindelijk toe dat het – achteraf bezien – beter was geweest als hij de term ‘draft’ wel op het stuk had laten staan.
Klacht deels gegrond
De AA had een conceptjaarrekening verstrekt aan zijn cliënt waarin een aantal bankstatements niet was verwerkt. Voor de accountant moest volgens de Accountantskamer duidelijk zijn dat sprake was van een onvoldragen stuk, komt in de nieuwe uitspraak naar voren. Dit stuk heeft hij, wetende waarvoor zijn cliënt het wilde gebruiken, bovendien verstrekt zonder daarin de aanduiding “concept” op te nemen. Hierdoor heeft hij in strijd gehandeld met artikel 9, eerste lid van de VGBA, en daarmee met het fundamentele beginsel van integriteit. Daarnaast heeft hij niet onderkend dat er bij het verstrekken van dit stuk sprake was van een bedreiging van een fundamenteel beginsel en daarmee artikel 21 lid 1 van de VGBA geschonden. De AA heeft dit erkend. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.
Dat hij ook de naam van het accountantskantoor van het document heeft laten verwijderen levert, gelet op het bepaalde in paragraaf 6 van Standaard 4410, geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging op, zodat de klacht op dit punt ongegrond is.
Geen nieuwe maatregel
Bij de beslissing over het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de omstandigheden van het verzuim van de AA en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De tuchtrechter legt geen maatregel op en overweegt daarbij:
Betrokkene meende destijds juist te handelen door de concept jaarrekening zonder vermelding van de naam “[accountantskantoor2]” en het opschrift “draft”’ te versturen, omdat hiermee werd voorkomen dat [accountantskantoor2] als accountant door derden in verband zou kunnen worden gebracht met de conceptjaarrekening terwijl het samenstellingstraject nog niet was afgerond. Betrokkene heeft echter erkend dat hij destijds anders had moeten handelen en het woord “draft” op de jaarrekening had moeten laten staan. Betrokkene heeft hieromtrent ook een schriftelijke verklaring afgelegd. Verder is betrokkene bij uitspraak van 25 januari 2019 van de Accountantskamer de maatregel van waarschuwing opgelegd. De gedragingen van betrokkene waarvoor de waarschuwing is opgelegd hielden verband met de samenstellingsverklaringen voor de jaarrekeningen over de jaren 2010, 2011 en 2012 van [NV1], die door betrokkene zijn afgegeven in de jaren 2011, 2012 en 2013. Medio 2015 is betrokkene als getuige gehoord in het opsporingsonderzoek naar [NV1]. Toen had de gedraging waar deze klacht op ziet al plaatsgevonden. Deze is echter niet in het eerste klaagschrift opgenomen, omdat klager daar pas later bekend mee is geworden, zo is ter zitting verklaard. Desgevraagd is namens klager verklaard dat deze tweede klacht is ingediend omdat dit, gelet op de ernst van het feit, opportuun werd geacht.
In de stukken en op de zitting is uitvoerig uiteengezet dat het indienen van de eerste klacht voor betrokkene zowel in privé als zakelijk zeer ernstige gevolgen heeft gehad. Dat de persoonlijke gevolgen voor betrokkene groot zijn is door klager niet weersproken. Gelet op de gevolgen van de eerste maatregel voor betrokkene zou een tweede maatregel betrokkene onevenredig zwaar treffen. Daarbij neemt de Accountantskamer ook in overweging dat zowel de eerste als de tweede klacht zich afspelen tegen dezelfde achtergrond, namelijk het swipen op [land1]. Alles in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.
Geef een reactie