Een ondernemer die achter het net dreigde te vissen met een te laat ingediend bezwaar tegen de hoogte van de toegekende TVL-subsidie heeft bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) alsnog succes. De minister had de termijnoverschrijding als verschoonbaar moeten beoordelen, omdat de gemachtigde van de ondernemer een hersenschudding had opgelopen. Het ministerie zelf had aangevoerd dat van een professioneel tussenpersoon als de ondernemer met zijn administratiekantoor mag worden verwacht dat hij zijn zaakjes op orde heeft, ook als er iets onverwachts als een fietsongeval gebeurt. Het Cbb ziet dat anders.
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2021:319
De ondernemer met een VOF had een subsidie van € 7.718,17 ontvangen op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). De bezwaartermijn eindigde op 28 augustus 2020. Het bezwaarschrift dat de ondernemer indiende was gedateerd op 25 augustus 2020. Op de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden staat een poststempel van PostNL met de datum 3 september 2020. Het bezwaarschrift is op 4 september 2020 ontvangen, dus na het einde van de bezwaartermijn. Het bezwaar werd daarom niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Hersenschudding gemachtigde
De ondernemer voert in beroep aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zij stelt dat het haar gemachtigde door een enorm drukke agenda niet was gelukt het bezwaarschrift eerder dan dinsdag 25 augustus 2020 op te maken. Op die dinsdag, heeft hij een hersenschudding en een blessure aan zijn handen en enkel opgelopen. Op dringend advies van zijn arts heeft hij zijn werkzaamheden tijdelijk moeten staken omdat hij strikte rust moest houden. Ter onderbouwing heeft hij een verklaring, ondertekend door zijn huisarts, overgelegd. De gemachtigde heeft een eenmanszaak en kon onmogelijk een ander inschakelen om de dringende werkzaamheden, waaronder het nogmaals lezen, printen en verzenden van het bezwaarschrift te verrichten. Verder verwijst de ondernemer naar het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2599), waaruit blijkt dat een aan het einde van een beroepstermijn opgetreden ziekte grond kan opleveren om een te laat verzonden beroepschrift ontvankelijk te achten. Van de indiener kan immers niet verlangd worden dat hij, met oog op de mogelijkheid van een dergelijke ziekte, reeds enige tijd voor het verstrijken van de termijn beroep instelt.
Minister: tussenpersoon moet zaakjes op orde hebben
De minister meent dat er een belangrijk verschil is met het arrest dat de ondernemer noemt, nu in dit geval de ondernemer niet zelf het bezwaarschrift heeft ingediend, maar de gemachtigde als professioneel tussenpersoon. Van een dergelijke tussenpersoon mag verwacht worden dat hij zijn zaakjes op orde heeft, ook als er iets onverwachts gebeurt, zoals in dit geval een fietsongeval. Dat kan bijvoorbeeld door samen te werken met een ander klein administratiekantoor, waarbij de afspraak is om in voorkomend geval voor elkaar waar te nemen. De minister vindt daarom dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar kan worden geacht.
Oordeel CBb: termijnoverschrijding wel verschoonbaar
Het College ziet in de door de ondernemer aangevoerde omstandigheden reden voor het aannemen van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Uit het door de ondernemer genoemde arrest van de Hoge Raad volgt dat een tegen het einde van de beroepstermijn opgetreden ziekte grond kan opleveren een te laat verzonden beroepschrift ontvankelijk te achten en dat van een belanghebbende niet verlangd kan worden dat hij, met het oog op de mogelijkheid van een dergelijke ziekte, reeds enige tijd voor het verstrijken van de termijn beroep instelt. Het standpunt van de minister dat dit niet geldt voor professionele tussenpersonen kan het College niet volgen. De omstandigheid dat de gemachtigde een eenmanszaak heeft, maakt het lastig om op het laatste moment maatregelen te treffen. Op de zitting heeft de gemachtigde van de ondernemer, ondersteund door de door zijn huisarts ondertekende verklaring, aannemelijk gemaakt dat hij vanwege een hersenschudding strikte rust moest houden en daarom niet in staat was het bezwaarschrift op tijd in te dienen of een ander in te schakelen om dat voor hem te doen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de minister op onjuiste gronden geen aanleiding heeft gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, oordeelt het CBb. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet deugdelijk gemotiveerd. Het College draagt de minister op om binnen zes weken na de tussenuitspraak dit gebrek te herstellen door een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak.
Geef een reactie