
De klachten over een accountant die een interne klacht behandelde over een collega die als register valuator een ander accountant bijstond bij de overname van aandelen, zijn door de Accountantskamer terecht niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard, oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in hoger beroep.
Een accountant geeft opdracht aan een bedrijfsadviseur om hem te begeleiden bij de overname van aandelen van twee besloten vennootschappen. Die begeleiding houdt op wanneer de onderhandelingen met de verkoper stuklopen. De accountant stelt de adviseur aansprakelijk omdat die bij de advieswerkzaamheden de zorgplicht zou hebben geschonden.
Daardoor zou de accountant hoge advocaatkosten hebben, en hij wil die kosten verhalen op de adviseur door hem een mail te sturen ‘onder dreiging van een tuchtklacht’. Het kantoor waarvoor de adviseur werkt, geeft in een reactie op de mail aan dat de adviseur geen handelingen heeft verricht die de vermeende schade zou hebben veroorzaakt. Op grond daarvan acht het kantoor een creditering van de werkzaamheden dan ook niet op zijn plaats.
Gemakzuchtig en onzorgvuldig handelen
Een week later stuurt de accountant weer een mail waarin hij een klacht aankondigt tegen de bedrijfsadviseur bij de Stichting Gedrags- en Beroepsregels voor Business Valuation. De adviseur wordt ondeskundigheid verweten en dat hij via het meesturen van een mailstring vertrouwelijke informatie met de verkoper heeft gedeeld. Ook zouden zijn werkzaamheden niet toetsbaar zijn door het ontbreken van vastleggingen in het dossier, en hij zou de opdracht gemakzuchtig en onzorgvuldig hebben uitgevoerd. Daarnaast zou de adviseur mogelijk niet ethisch te hebben gehandeld door listig te voorkomen dat hij verantwoording moest afleggen.
De accountant vraagt vervolgens een collega accountant-administratieconsulent (AA) om de klachten tegen de bedrijfsadviseur en het kantoor waarvoor hij werkt te onderzoeken. In de uitkomsten van het onderzoeksrapport trekt de AA de conclusie dat de klachten niet terecht zijn en hij wil ook niets weten van de ingediende schadeclaim van € 452.000,-.
De klacht tegen de bedrijfsadviseur is ook behandeld door de Raad van Tucht Nederlands instituut voor Register Valuators. Die verklaart de klacht deels gegrond en legt de adviseur zelfs een waarschuwing op die in hoger beroep weer wordt vernietigt. Daarmee is de accountant het niet eens en hij wil zijn gelijk halen bij de Accountantskamer. Nu richt de accountant zijn pijlers echter op de AA die de klacht tegen de bedrijfsadviseur had onderzocht en tot de conclusie was gekomen dat de klachten onterecht waren.
Niet het goede voorbeeld gegeven
Enkele van de 25 klachten die de Accountantskamer kreeg voorgeschoteld gingen over het feit dat de AA in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Hem wordt verweten dat hij zich niet-integer, niet-vakbekwaam en onethisch heeft opgesteld en ook niet onpartijdig was. De AA kreeg ook het verwijt dat hij als lid van de Accountantskamer niet het goede voorbeeld heeft gegeven doordat hij uit eigen belang een niet integer, materieel onjuist, onvolledig en misleidend onderzoeksrapport heeft opgesteld. De accountant voerde een tiental argumenten op voor zijn onderbouwing van de klachten.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven is van oordeel dat de Accountantskamer de klachten deels terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de klachten zijn gericht tegen het kantoor en niet de AA. Volgens het College kan een ieder een klacht indienen bij de Accountantskamer bij een vermoeden van bepaald handelen of nalatigheid van een accountant. Volgens de Wtra kan er geen klacht worden ingediend tegen een accountantskantoor.
Geen reden voor gegrond tuchtrechtelijk verwijt
Het College overweegt dat bij de beoordeling van deze klacht van belang is dat een door een accountant ingenomen civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. De AA heeft zijn onderzoek met name gericht op de vraag of de handelwijze van de adviseur tot toe te rekenen schade voor de accountant kon hebben geleid. De AA is niet verplicht om een breed en diepgaand onderzoek te starten naar het handelen en nalaten van de adviseur en ook niet tot een integrale beoordeling van alle klachten die de accountant bij hem naar voren had gebracht. `
Van bijzondere omstandigheden is onder meer sprake als geoordeeld moet worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend is en dus te kwader trouw blijkt te zijn. Of wanneer hem of haar sterk verweten kan worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen dat kan worden opgevat als het in diskrediet brengen van het accountantsberoep. Tuchtrechtelijk ingrijpen is derhalve alleen aan de orde in uitzonderlijke gevallen.
De AA is het eens met de Accountantskamer dat zijn beoordeling van de klacht niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Hij heeft niet de indruk gewekt dat hij op verzoek een onafhankelijk onderzoeksrapport of iets dergelijks zou opstellen. Hij vindt ook niet dat hij in zijn klachtbehandeling bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, een verwijtbaar civielrechtelijk standpunt heeft ingenomen. Dat is volgens hem een stevige beschuldiging die een goede en overtuigende onderbouwing behoeft; die onderbouwing ontbreekt.
Het College oordeelt dat de klachten niet zullen leiden tot gegrondverklaring van het hoger beroep. Het College oordeelde eerder ( zie uitspraak van 15 november 2016, ECLI:NL:CBB:2016:389) dat ten aanzien van een accountant in de functie van gerechtelijk deskundige een tuchtrechtelijke procedure als deze er niet voor is bedoeld om de inhoud of de wijze van totstandkoming van een deskundigenbericht, opgesteld in het kader van een civielrechtelijke procedure, opnieuw en integraal te onderzoeken.
Gedrags-en beroepsregels niet geschonden
Beoordeeld dient te worden of de accountant bij het opstellen van zijn deskundigenbericht in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Beoordeeld dient te worden of de AA bij de behandeling van de klacht in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. De AA heeft volgens het College na de klacht over onprofessioneel handelen afdoende schriftelijk gereageerd en hiermee hoor en wederhoor toegepast. Door de klachtprocedure op deze wijze vorm te geven, heeft de AA niet gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
Het uitgaanspunt van het College is dat het aan de indieners van de klacht is om feiten en omstandigheden te stellen en, in geval van (gemotiveerde) betwisting, aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor het oordeel dat sprake is van handelen in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels, ziet het College dan ook geen aanleiding.
De klacht wordt dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard en het hoger beroep is ongegrond.
College van Beroep voor het bedrijfsleven, ECLI:NL:CBB:2023:703
Geef een reactie