De versoepeling van het urencriterium voor ondernemers gaat niet ook met terugwerkende kracht nog gelden voor het laatste kwartaal van vorig jaar, meldt staatssecretaris Vijlbrief (Financiën) aan de Tweede Kamer.
Hij antwoordt op Kamervragen van Steven Van Weyenberg (D66). Die had in februari vragen gesteld over de versoepeling van het urencriterium. Hij wilde nog eens horen wat de versoepeling van het urencriterium in 2020 als fiscale coronasteunmaatregel ook alweer inhield. Voor de periode van 1 maart tot 1 oktober vorig jaar werd het aantal uren per week standaard gesteld op minimaal 24. Van Weyenberg vond het vreemd dat de versoepeling niet in het laatste kwartaal gold en wilde dat de bewindsman dat alsnog toestond.
Terugwerkende kracht niet gewenst
Maar daar gaat partijgenoot Vijlbrief niet in mee: ‘Door de versoepeling in 2020 tevens van toepassing te laten zijn in het laatste kwartaal van 2020, zou de versoepeling tot gevolg hebben dat ook ondernemers aan het urencriterium zullen gaan voldoen, die daar in andere jaren niet aan hebben voldaan. Immers, zo zou bijvoorbeeld een ondernemer aan het urencriterium voldoen wanneer hij in januari en februari 2020 circa 170 uren aan zijn onderneming heeft besteed, maar overigens normaliter niet op jaarbasis 1225 uur aan zijn onderneming besteedt. Ik acht het derhalve niet gewenst de versoepeling met terugwerkende kracht ook van toepassing te laten zijn op het laatste kwartaal van 2020.’ De versoepeling van het urencriterium voor de eerste helft van 2021 heeft dezelfde achtergrond als de eerdere versoepeling vorig jaar.
Vijlbrief geeft aan dat er geen inzicht is in hoeveel ondernemers, die onder normale omstandigheden in 2020 aan het urencriterium zouden voldoen, van een uitbreiding van een versoepeling naar het laatste kwartaal van 2020 zouden hebben geprofiteerd.
Geef een reactie