Een ondernemer moet zijn administratie- en belastingadvieskantoor alsnog bijna €8000,- aan onbetaald gebleven facturen voldoen, heeft het Gerechtshof Den Haag bepaald. De klant was overgestapt op een nieuw kantoor voor administratieve en fiscale werkzaamheden, maar schrok van wat daarvoor in rekening werd gebracht. Dat betekent echter nog niet dat de facturen dan ook maar onbetaald kunnen blijven, spreekt het hof uit.
Uitspraak: ECLI:NL:GHDHA:2021:648
De klant had op 7 juni 2016 opdracht gegeven aan het administratie- en belastingadvieskantoor, een in Oud-Beijerland gevestigde VOF, om voor hem administratieve en fiscale werkzaamheden te verrichten. Daarvoor verzorgde een ander kantoor de administratie. Daarbij ging het om het verzorgen van de financiële administratie, de loonadministratie, het samenstellen van de jaarrekening en de belastingaangiftes. Daarnaast werd onder andere:
– het werken met Exact ingevoerd;
– geadviseerd over het terugbrengen van een schuld in rekening-courant van de klant door middel van een dividenduitkering van € 2.000.000,- en de daarmee samenhangende aangifte dividendbelasting gedaan;
– geadviseerd over de mogelijke verkoop van een of meer vennootschappen;
– een fiscale eenheid doorgevoerd en een geconsolideerde jaarrekening samengesteld; en
– geadviseerd over het aanpassen van het salaris, de managementfee en de huur in verband met een verlieslatend boekjaar.
Onbetaalde facturen: werk zonder toestemming uitgevoerd?
Tijdens een gesprek op 8 februari 2018 beëindigde de klant de overeenkomst van opdracht. Op dat moment stonden nog verschillende facturen van het administratie- en belastingadvieskantoor aan de klant open, volgens het kantoor voor een totaal van € 7.838,43. Het kantoor stapte naar de kantonrechter, die de vordering toewees. De klant legde zich daar echter niet bij neer en stapte naar het gerechtshof.
Daar klaagde de klant onder andere dat er werkzaamheden zonder toestemming en/of op ondeskundige wijze waren verricht door het administratie- en belastingadvieskantoor. De klachten daarover falen echter. Het hof overweegt daarbij:
– Wat de toestemming voor die werkzaamheden betreft staat tussen partijen vast dat de klant op 7 juni 2016 aan het kantoor de opdracht heeft gegeven om voor hem boekhoudkundige en belastingadvieswerkzaamheden te verrichten. De klant heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet juist is dat het kantoor de aangifte dividendbelasting zonder toestemming van de klant heeft gedaan. De klant voert ook zelf aan dat de vraag of hij die toestemming heeft gegeven niet direct van belang is voor deze procedure. Wat de overige werkzaamheden betreft heeft de klant onvoldoende toegelicht waarom daarvoor na de opdracht van 7 juni 2016 een afzonderlijke toestemming was vereist.
– Wat de kwaliteit van die werkzaamheden betreft geldt dat de klant de overeenkomst van opdracht niet heeft ontbonden, geen vordering in reconventie tot betaling van schadevergoeding na wanprestatie heeft ingesteld, en met betrekking tot een dergelijke schade ook geen beroep heeft gedaan op verrekening. Nu de contractuele verhouding met het kantoor is beëindigd, kan hij onder voormelde omstandigheden geen beroep doen op opschorting. Bij die stand van zaken kunnen zijn klachten over de kwaliteit van de werkzaamheden van het kantoor niet leiden tot afwijzing van de vordering van deze laatste tot nakoming.
– Daar komt bij dat het administratiekantoor aanvoert dat zij de werkzaamheden waarover de klant klaagt (deels) al eerder in rekening heeft gebracht en dat de klant die eerdere facturen zonder enig voorbehoud heeft betaald. De klant heeft dat niet betwist. Zonder toelichting is dan niet duidelijk waarom zijn klachten over die reeds betaalde werkzaamheden zouden moeten leiden tot vermindering van de niet betaalde facturen waarover het in deze procedure gaat. Die facturen hebben namelijk betrekking op andere, latere werkzaamheden. Die toelichting heeft de klant echter niet gegeven.
Werkzaamheden te tijdrovend of zonder noodzaak verricht?
De klant betwistte verder onder andere de noodzaak van bepaalde uitgevoerde werkzaamheden en de omvang van de daarvoor in rekening gebrachte kosten. Zo zou de invoering van Exact moeten leiden tot lagere boekhoudkosten en had het kantoor volgens de klant slechts in zeer beperkte mate geadviseerd over de verkoop van vennootschappen. Ook die klachten falen echter volgens het hof. Voor zover de klant betoogt dat het administratiekantoor niet meer dan haar voorganger had mogen declareren, faalt dat betoog al omdat hij niet heeft gesteld dat hij met het kantoor is overeengekomen dat deze laatste niet duurder zou zijn dan de voorganger en omdat hij niet betwist dat het kantoor naast de door de voorganger verrichtte werkzaamheden ook andere werkzaamheden heeft verricht.
Voor zover de klant daarnaast klaagt dat de invoering van Exact had moeten leiden tot lagere boekhoudkosten, gaat het hof daaraan voorbij omdat het kantoor onderbouwd heeft aangegeven waarom een deel van de gedeclareerde kosten met invoering waren gemoeid en de klant dat niet gemotiveerd heeft betwist. Ook heeft het administratiekantoor betwist dat Exact voor haar kostenbesparend heeft gewerkt.
Ook grieven over de mate van gedetailleerdheid van de overgelegde specificaties en het doorbelasten van de factuur van een pensioenconsultant falen. De klant ontkomt er dus niet aan om de facturen alsnog gewoon te betalen, het hof is het wat dat betreft helemaal met de kantonrechter eens.
Geef een reactie