De relatie tussen een ondernemer die een zaak bij de rechtbank Rotterdam aanspande en zijn accountant zal danig bekoeld zijn. De accountant gaf bij de steunaanvraag voor NOW 1 abusievelijk 1 mei 2020 als ingangsdatum op voor het verwachte omzetverlies, terwijl het de bedoeling was om de tegemoetkoming per 1 april 2020 aan te vragen.
De ondernemer spande een zaak aan tegen het ministerie van SZW over de weigering om de ingangsdatum van de NOW-aanvraag te wijzigen en voerde onder anderen aan dat uit correspondentie met de accountant bleek dat er sprake was van een fout en niet van misbruik. Bovendien werd een wijziging in de hoogte van het verwachte omzetverlies wél geaccepteerd. De rechtbank verklaart het beroep echter ongegrond. De NOW-1 heeft noodgedwongen een generiek karakter en biedt geen ruimte om een aanvraag achteraf te corrigeren.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2021:4820
Namens de ondernemer werd op 14 april 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de NOW-1, vanwege verwacht omzetverlies per 1 mei 2020. De ondernemer maakte bezwaar en voerde aan dat op het aanvraagformulier abusievelijk 1 mei 2020 als ingangsdatum was ingevuld, in plaats van 1 april 2020. Het bezwaar werd echter niet gehonoreerd, waarop de ondernemer de rechtszaak aanspande.
Verdediging ondernemer
Bij de rechtbank Rotterdam herhaalt de ondernemer dat ze, mede vanwege tijdsdruk bij het invullen van het aanvraagformulier, abusievelijk 1 mei 2020 als ingangsdatum voor verwacht omzetverlies had opgegeven. Onder verwijzing naar correspondentie met haar accountant wijst de ondernemer erop dat het de bedoeling was om de tegemoetkoming per 1 april 2020 aan te vragen. Van misbruik is geen sprake. Volgens de ondernemer brengt het generieke karakter van de NOW-1 niet met zich dat een onjuiste ingangsdatum op het aanvraagformulier, die ook onverwijld is gemeld, niet hersteld zou kunnen worden. Volgens de ondernemer zijn er ook andere zaken waarin wijzigingen zijn geaccepteerd, bijvoorbeeld als het gaat om de hoogte van het verwachte omzetverlies.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt vast dat partijen enkel verdeeld zijn over de vraag of de aanvangsdatum van de meetperiode als bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel c, van de NOW-1 nog gewijzigd kan worden.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Uit de toelichting (Staatscourant 2020, 19874) volgt dat de NOW-1 een noodmaatregel is waarbij zeer snel een zeer groot aantal werkgevers duidelijkheid moest worden verschaft over de aard en inhoud van de regeling en dat eenvoud en een goede controleerbaarheid hierbij centraal staan. De NOW-1 heeft daarom noodgedwongen een generiek karakter en biedt geen ruimte om een aanvraag achteraf te corrigeren. De regelgever heeft er in dit verband ook bewust voor gekozen om geen hardheidsclausule op te nemen in de NOW-1. Een aanvraag kan aldus slechts eenmaal worden ingediend, waarbij het aan de werkgever is om een keuze te maken voor de aanvangsdatum van de meetperiode. Een correctie van de aanvangsdatum van de meetperiode, nadat het ministerie reeds op de aanvraag heeft beslist, leidt er in feite toe dat het ministerie de aanvraag in zijn geheel opnieuw zal moeten beoordelen, zoals het ministerie ook reeds heeft toegelicht. Die mogelijkheid biedt de NOW-1 niet, zoals volgt uit artikel 8, derde lid. Dat de ondernemer haar fout na het primaire besluit onverwijld heeft gemeld, maakt dat niet anders. De werkgever draagt zelf de verantwoordelijkheid voor de bij de aanvraag ingediende informatie, zo blijkt ook uit de toelichting. Dat de accountant van de ondernemer bij de aanvraag een onjuiste aanvangsdatum voor de meetperiode heeft ingediend, komt aldus voor rekening van de ondernemer. De gemachtigde van de ondernemer, werkzaam bij het accountantskantoor dat namens haar de aanvraag heeft ingediend, heeft overigens desgevraagd ter zitting ook toegelicht dat zij ermee bekend was dat een eenmaal ingediende aanvraag niet meer kan worden gewijzigd. De rechtbank gaat verder voorbij aan het beroep van de ondernemer op het gelijkheidsbeginsel, omdat dat niet nader is onderbouwd. De ondernemer heeft geen concrete zaak of zaken genoemd waarin de aanvraag in bezwaar nog wel kon worden gewijzigd.
De rechtbank ziet in hetgeen in beroep is aangevoerd dan ook geen aanleiding te oordelen dat het ministerie in de besluitvorming onjuiste toepassing heeft gegeven aan de NOW-regeling.
Het beroep is daarom ongegrond.
Geef een reactie