
Het kabinet ziet, na kritische reacties tijdens de consultatie, af van invoering van een wettelijke maatregel waarmee het fiscale verschoningsrecht aangescherpt zou gaan worden. Dat is op te maken uit het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2024 dat staatssecretaris Van Rij van Financiën naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het kabinet stelt nu een aangepaste maatregel voor, blijkt uit de memorie van toelichting bij het voorstel:
‘Het verschoningsrecht is een belangrijk aspect van onze rechtsstaat. De grondslag van het verschoningsrecht is gelegen in het fundamentele en algemene rechtsbeginsel dat bij bepaalde vertrouwenspersonen het maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het belang dat eenieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies tot hen moet kunnen wenden. Het kabinet erkent en respecteert het grote belang van dit rechtsbeginsel in Nederland. Dit rechtsbeginsel dient immers te garanderen dat essentiële hulpverleningstaken door bepaalde vertrouwenspersonen kunnen worden uitgevoerd.
Het kabinet hecht evenwel ook veel waarde aan het belang van zowel nationale als internationale fiscale transparantie. Onder fiscale transparantie wordt verstaan dat de Belastingdienst in staat moet zijn om over alle feiten te komen te beschikken die voor de juiste belastingheffing en invordering van belang kunnen zijn. Dit bevordert immers dat iedereen de belasting betaalt die hij volgens de wet verschuldigd is, hetgeen bijdraagt aan een goede belastingmoraal. Transparantie kan worden gefrustreerd door verhullende structuren en jurisdicties die een verregaande mate van geheimhouding kennen. Dat dit risico niet geheel denkbeeldig is en bij het opzetten van dergelijke structuren soms ook dienstverleners met een verschoningsrecht en geheimhoudingsplicht betrokken zijn, is gebleken uit een reeks onthullingen zoals de zogenoemde Panama Papers. Daarnaast heeft het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (het Global Forum van de OESO) aandacht gevraagd voor de (praktische) reikwijdte van het verschoningsrecht in het fiscale domein. In de brief over de aanpak van onder meer belastingontduiking van 17 januari 2017 is daarom het voornemen aangekondigd om het wettelijke verschoningsrecht in het fiscale domein onder de loep te nemen.
Dat heeft geleid tot onderzoek en een voorstel voor een wettelijke maatregel dat in de tweede helft van 2020 op internet ter consultatie is aangeboden. Kern van dat voorstel was tweeledig. Ten eerste werd gedefinieerd welke werkzaamheden van advocaten en notarissen onder het verschoningsrecht vallen. Ten tweede werd verduidelijkt dat het verschoningsrecht niet geldt voor zover het informatieverplichtingen betreft die in gevallen waarin geen advocaat of notaris zou zijn betrokken, moeten worden nageleefd. In die gevallen zou de inspecteur zich dan – na daartoe te zijn gemachtigd door de Minister van Financiën – tot de advocaat of notaris kunnen wenden met het verzoek de aanvankelijk van de belastingplichtige gevraagde informatie over te leggen.
De geconsulteerde maatregel heeft de nodige kritische reacties opgeleverd, zowel vanuit de praktijk als de wetenschappelijke literatuur. In de kern kwam de kritiek erop neer dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet werd gerechtvaardigd door de omvang van het gepercipieerde probleem van de inspecteur dat hij niet of niet tijdig komt te beschikken over de informatie die hij nodig heeft om het bedrag aan belasting te heffen dat op grond van de wet is verschuldigd. In dat kader werd ook veelvuldig gewezen op de reeds bestaande alternatieven voor de inspecteur om via de belastingplichtige aan die informatie te komen, zoals bestaande fiscale inlichtingenverplichtingen en de civiele vordering tot overlegging van de gevraagde informatie op straffe van een dwangsom. Ook waren de reacties kritisch over de limitatieve definiëring van de werkzaamheden die onder het verschoningsrecht van de advocaat en notaris zouden vallen omdat deze definitie tot een verstrekkende uitholling van het verschoningsrecht zou leiden.
Het kabinet trekt zich de kritiek aan en wil de maatregel in de geconsulteerde vorm daarom niet verder brengen. Het kabinet stelt nu een aangepaste maatregel voor, die vanwege het gelijkluidende verschoningsrecht ook zal gelden voor de BES-eilanden. Ten eerste wil het kabinet gevolg blijven geven aan de signalen die het Global Forum van de OESO met betrekking tot het verschoningsrecht heeft afgegeven. De huidige wettekst geeft zelf onvoldoende duidelijk weer welke gegevens en inlichtingen onder het verschoningsrecht vallen. Dit kan tot onnodige discussies leiden in de praktijk en daarmee onder andere tot een onnodige vertraagde of niet-volledige informatie-uitwisseling met andere landen. Daarom stelt het kabinet voor dat richtinggevende jurisprudentie van de HR over duiding van het verschoningsrecht wordt gecodificeerd. Hiermee wordt ook buiten twijfel gesteld dat het kabinet geen andere invulling van het verschoningsrecht voor ogen heeft dan de HR. Codificatie komt het kabinet ook gepast voor gelet op de fundamentele aard van het verschoningsrecht, aan welk recht het kabinet als gezegd veel belang hecht, te meer nu de HR in dat recht het “zwaarwegende” en het “aanzienlijke” belang onderkent van vertrouwelijke correspondentie met bepaalde personen. Het verschoningsrecht in het fiscale domein wordt aldus inhoudelijk ongemoeid gelaten. Daarmee blijft het verschoningsrecht in het fiscale domein ook in lijn met de wijze waarop dat in andere rechtsgebieden wordt uitgelegd. In dit verband wordt gewezen op voorstellen die in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Sv) worden gedaan om de reikwijdte van het verschoningsrecht binnen het strafrecht te verduidelijken. Met deze maatregel blijft het kabinet gevolg geven aan de signalen die het Global Forum van de OESO met betrekking tot het verschoningsrecht heeft afgegeven en verduidelijk het kabinet wanneer de belastingplichtige zich niet kan beroepen op zijn weigeringsrecht, dat wil zeggen zijn uit het verschoningsrecht van de vertrouwenspersoon – ook wel de verschoningsgerechtigde – voortvloeiende recht om te weigeren bepaalde informatie aan de inspecteur te verstrekken. Ook dit bevordert de fiscale transparantie.
Voorgesteld wordt te expliciteren dat de betrokkenheid van een verschoningsgerechtigde de belastingplichtige niet ontslaat van het nakomen van de informatieverplichtingen die hij ook zonder de vertrouwelijke betrokkenheid van de verschoningsgerechtigde jegens de inspecteur heeft. Dat heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat een belastingplichtige in een discussie met de inspecteur of in een rechterlijke procedure niet als argument om te weigeren kan aandragen dat hij een verschoningsgerechtigde in de arm heeft genomen. Het ongemoeid laten van het verschoningsrecht van verschoningsgerechtigden en tegelijk verduidelijken van de omvang van het weigeringsrecht van de belastingplichtige sluit naar het oordeel van het kabinet ook beter aan bij het uitgangspunt dat het de belastingplichtige is die de relevante informatie moet verstrekken en niet een derde, zoals een verschoningsgerechtigde. Het voorstel laat overigens onverlet dat de inspecteur een aan de verschoningsgerechtigde gerichte civiele vordering om informatie over te leggen bij de burgerlijke rechter (als “restrechter”) kan aanbrengen.’
Wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2024
Memorie van toelichting bij Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2024
Geef een reactie