Vanwege tekortschietende waarborgen in de wetgeving met betrekking tot het verschoningsrecht moet de Hoge Raad bepalen dat in meer gevallen dan de wet voorschrijft een rol is weggelegd voor de rechter-commissaris. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld de Hoge Raad in een vrijdag gepubliceerde conclusie.
Kort geding
Aanleiding hiervoor is een kort geding dat is aangespannen tegen de Staat door de Stibbe-advocaten die vermogensbeheerder Box Consultants eerder bijstonden. In het kort geding willen de vier advocaten dat de Staat wordt verboden zonder tussenkomst van een rechter kennis te nemen van e-mailberichten tussen een verdachte en zijn advocaat.
In 2015 vroeg het Openbaar Ministerie tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar Box een grote hoeveelheid e-mails via een provider op. Eerder dat jaar deed de FIOD een inval bij Box Consultants vanwege de verdenking van witwassen en valsheid in geschrifte. Ook bij BDO, dat accountant van Box was, werden stukken in beslag genomen. Het Openbaar Ministerie nam daarna kennis van de inhoud van een aantal e-mails tussen de advocaten en de vermogensbeheerder. Bij het onderzoeksteam was tijdens het onderzoek de indruk ontstaan dat het verschoningsrecht door Stibbe-advocaat Daan Doorenbos werd misbruikt. Hierbij ging het om het voorstel van Doorenbos om een opdracht aan BDO voor het uitvoeren van een onderzoek te laten verstrekken door advocatenkantoor Stibbe, zodat het onderzoek onder het verschoningsrecht zou vallen.
Schending verschoningsrecht
De rechtbank Oost-Brabant oordeelde afgelopen voorjaar echter dat de Staat in die zaak het verschoningsrecht van de advocaten heeft geschonden. Het OM besloot daarna dit najaar het strafrechtelijke fraudeonderzoek naar Box te staken. De advocaten en de Staat verschillen echter nog wel van mening over de juiste uitleg van de wet met betrekking tot het verschoningsrecht. Meer in het bijzonder gaat het om de situatie waarin door het OM een vordering tot verstrekking van gegevens is gericht aan een derde (in deze zaak een hostingbedrijf). Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch had in een tussenarrest besloten prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over het verschoningsrecht van advocaten.
Filteren
De vraag is hoe moet worden gehandeld als er op enig moment het vermoeden is dat zich tussen door het OM gevorderde gegevens (in deze zaak de bedrijfsadministratie van de vermogensbeheerder) materiaal bevindt dat valt onder het verschoningsrecht van de advocaat. Dat dit materiaal niet mag worden gebruikt in het strafproces staat niet ter discussie. De discussie gaat wel over de vraag of het uit die gegevens filteren van dit materiaal moet gebeuren door of in opdracht van de rechter-commissaris, of onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie/het OM.
Advies AG
De AG stelt vast dat sprake is van een hiaat in de wetgeving. Gelet daarop adviseert hij de Hoge Raad te bepalen dat in meer gevallen dan die waarin de wet dat voorschrijft een rol moet zijn weggelegd voor de rechter-commissaris. De belangrijkste argumenten daarvoor zijn volgens de AG het belang van eenvormigheid van regels, de complexiteit van onderzoek aan grote gegevensbestanden en het aankomende nieuwe Wetboek van Strafvordering waarin de rechter-commissaris naar verwachting op dit punt een grotere rol zal gaan krijgen.
De AG adviseert de Hoge Raad dan ook om voor toekomstige gevallen te bepalen dat bij het vorderen van gegevens waaronder zich vermoedelijk ook verschoningsgerechtigd materiaal bevindt, en het schiften van dat materiaal niet mogelijk is zonder kennisname van de inhoud van dat materiaal, gehandeld moet worden op dezelfde manier als wanneer bij een advocaat beslag wordt gelegd op een voorwerp (eerste spoor). Dit betekent dat in die gevallen een rol is weggelegd voor de rechter-commissaris.
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Geef een reactie