
Bedrijven kunnen bij de rechter hun neus gaan stoten als zij niet handelen naar hun eigen duurzaamheidsbeleid, blijkt uit een recente uitspraak over kledingmerk G-Star dat opeens een leverancier aan de kant zette. Volgens het bedrijf ImpactBuying is er zelfs sprake van een ‘aardverschuiving’. ‘Bedrijven komen niet meer weg met window dressing.’ De uitspraak kan de impact van duurzaamheidsbeleid en -verslaggeving vergroten.
Afgelopen maand oordeelde de Amsterdamse rechtbank in een tussenvonnis dat kledingmerk G-Star is tekortgeschoten tegenover de Vietnamese fabrikant Vert. Die maakte al jaren kleding voor het merk op basis van een raamovereenkomst. Daarin stond dat G-Star niet verplicht was om orders te geven en pas verplichtingen kreeg als een order was verstrekt. Eind 2018 werd afgesproken dat Vert tot en met 2021 alle Whistlerjassen (lange gewatteerde jassen) voor G-Star zou maken. En met die afspraak nam het merk, in afwijking van de raamovereenkomst, wel een verplichting op zich, aldus de rechter.
Geen verplichting, maar stoppen mocht ook niet
Vert draaide in die jaren bijna volledig op orders van G-Star. Maar die meldde in augustus 2020 dat orders uit voorgaande jaren voor 2021 niet zouden worden geplaatst én dat er ook geen Whistlerjassen gemaakt hoefden te worden. Daarvoor was een andere fabrikant gekozen. ‘Dat is een grove schending van de afspraak dat Vert tot en met 2021 alle Whistlerjassen zou produceren’, zo luidde het oordeel van de rechter. ‘Hoewel G-Star in principe geen verplichting had om gewone orders te geven, stond het haar ook niet vrij om Vert plotseling te laten weten dat zij die niet meer zou plaatsen. Zij had ook rekening te houden met de belangen van Vert en met G-Star’s eigen zogenaamde CSR-beleid.’ Dat beleid voor corporate social responsibility regelt onder meer werkomstandigheden, gezondheid en veiligheid, verbod op kinderarbeid, loon en het voorkomen van buitensporige werkuren. Kortom: G-Star had Vert niet alleen een order moeten geven om de jassen voor 2021 te laten maken, maar ondanks de raamovereenkomst – die geen orderverplichting kende – ook nog gewone orders moeten geven om de periode daarvoor te overbruggen.
Zelf het goede voorbeeld geven
Bedrijven moeten goed gaan nadenken over wat zij communiceren over hun duurzaamheidsbeleid, concludeert Leontien Hasselman-Plugge uit deze uitspraak. Zij is mede-CEO van ImpactBuying, een ICT-bedrijf dat ondernemingen helpt met het verduurzamen van toeleveringsketens. De uitspraak laat volgens haar zien dat de rechter bedrijven ook verantwoordelijk houdt voor het duurzaamheidsbeleid dat ze zelf uitdragen. Het in verband met aansprakelijkheid verwijzen naar het duurzaamheidsbeleid van G-Star is volgens Hasselman zeer opmerkelijk. ‘Dit beleid staat op de website en in hun duurzaamheidsrapport uitvoerig beschreven. Ook wijst de rechter op de eisen die G-Star zelf stelt aan haar leveranciers. De rechter vindt dus dat wanneer je als afnemer zulke eisen stelt, je ook zelf het goede voorbeeld moet geven. Er geldt dus wederkerigheid voor de inkooprelatie. Dit is een ontwikkeling die we steeds vaker gaan zien. Wat hierbij helpt, is dat we van een overvloedmarkt naar een schaarstemarkt zijn gegaan voor de leveranciers. Dat maakt het gemakkelijker voor leveranciers in lagelonenlanden om voor zichzelf op te komen.’
Aardverschuiving
G-Star krijgt een boete, maar die moet nog worden berekend. ‘Maar ze laat wel zien dat bedrijven niet meer zomaar van alles kunnen roepen over dat ze duurzaam en verantwoord ondernemen belangrijk vinden. Ze moeten het ook toepassen, ook in hun inkoopvoorwaarden en in de samenwerkingsverbanden die ze zijn aangegaan. Dat betekent een aardverschuiving. Duurzaamheidscommunicatie was lange tijd ‘nice to have’ en hooguit een inspanningsverplichting. Vaak mooi geformuleerd, in een glossy magazine of flashy website. Gaandeweg kwamen er meer meetbare indicatoren, op sociaal, milieu en bestuurlijk vlak (ESG).’ Ook de introductie van de CSRD-rapportageregels maakt dat bedrijven minder vrijblijvend met duurzaam ondernemen kunnen omgaan, aldus Hasselman. ‘Deze uitspraak betekent dat bedrijven nú niet meer wegkomen met ‘window dressing’. We zien bij onze klanten, zoals grote supermarkten, dat dit echt aan het veranderen is. Er is meer besef van wat er in de hele keten gebeurt, daardoor nemen ze andere inkoopbeslissingen. Het gaat niet langer om het mooie verhaal, maar om het eerlijke verhaal.’
Geef een reactie