Ook onder de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (Whoa) kunnen schuldeisers maar weinig invloed uitoefenen bij een dreigend faillissement, zo stelt Erik de Kloe van de Erasmus School of Law in het onderzoek waarop hij afgelopen week promoveerde. Hij pleit ervoor dat curatoren bij de afhandeling van faillissementen behalve de belangen van schuldeisers ook de maatschappelijke belangen meer in het oog houden.
Dat laatste is bijvoorbeeld een kernvraag bij het faillissement van een chemieconcern waar giftige stoffen in de bodem lekken. ‘Mij lijkt het belangrijk dat een curator niet alleen naar geldelijke belangen kijkt, maar dat hij ook andere maatschappelijke belangen meeweegt’, aldus De Kloe. ‘Denk ook aan het faillissement van een onderwijs- of zorginstelling. Wanneer je hier geen rekening houdt met maatschappelijke belangen, heeft dat grote gevolgen voor studenten en patiënten.’
Pre-pack
Hij geeft het faillissement van het Slotervaart-ziekenhuis in 2018 als voorbeeld, waar onduidelijkheid ontstond over de behandelingen en de continuïteit van de zorg in gevaar kwam. ‘Het was veel beter geweest als een pre-pack, ook wel stille voorbereidingsfase genoemd, was geopend en de curatoren waren betrokken bij de voorbereiding.’ Bij zo’n pre-pack- of flitsfaillissement zouden ook vertegenwoordigers van patiënten en werknemers betrokken moeten zijn, vindt De Kloe.
Formele zeggenschap van schuldeisers is bij een pre-pack vaak helemaal niet mogelijk. Het faillissement wordt namelijk pas bekendgemaakt nadat de curator de onderneming heeft verkocht.
De Kloe onderzocht in zijn promotie-onderzoek ook de Whoa, die sinds 2021 geldt. Schuldeisers kunnen een percentage van het uitstaande bedrag ontvangen, waarbij de rest van de schuld wordt kwijtgescholden. Voorwaarde is wel dat de meerderheid van de schuldeisers hiermee instemt. ‘Het idee is dat de schuldeisers met een WHOA beter af zijn dan wanneer een bedrijf failliet gaat. Ze krijgen nog iets en ook kan de onderneming doorgaan. Hoewel schuldeisers stemrecht hebben, is ook hier hun invloed heel beperkt. Er komt een aanbod en daar kunnen ze alleen maar ja op nee op zeggen.’
Inspraak ondermaats
Bij een regulier faillissement, een flitsfaillissement én bij een Whoa-procedure is de inspraak van schuldeisers ondermaats, concludeert De Kloe. ‘Er is wel inspraak mogelijk via bijvoorbeeld een schuldeiserscommissie, maar er is vaak te weinig of te laat informatie beschikbaar waardoor hier in veel gevallen geen gebruik van wordt gemaakt.’ Wat de promovendus betreft zou de rechtbank uit zichzelf een schuldeiserscommissie moeten instellen wanneer veel belangen spelen. De Kloe vindt de werkwijze in Engeland interessant: ‘Pas wanneer een deel van schuldeisers aan de bel trekt, wordt een officiële vergadering van schuldeisers gehouden.’ Hij vindt het vreemd dat schuldeisers vrijwel geen inspraak hebben, terwijl een de curator het faillissement in de eerste plaats afwikkelt ten behoeve van deze schuldeisers. ‘Schuldeisers moeten hun belangen en mening kunnen delen. Zo moeten evengoed maatschappelijke belangen op tafel komen. Ik vind dat een curator zijn best moet doen om al die belangen helder te krijgen. Zijn primaire taak blijft zoveel mogelijk geld binnenhalen voor schuldeisers. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als de volksgezondheid in het geding is, zou hij voorrang mogen geven aan maatschappelijke belangen.’
Geef een reactie