De raad voor de jaarverslaggeving heeft twee wijzigingen aangebracht in richtlijnen RJ 170 en RJk A2. Het gaat om verslaggeving bij onzekerheid over de continuïteit.
RJ-Uiting 2023-13 is met name relevant voor rechtspersonen waarbij onzekerheid bestaat over de continuïteitsveronderstelling. Naar aanleiding van ontvangen commentaren heeft de RJ de verslaggevingsvoorschriften inzake continuïteit op twee punten aanvullend verduidelijkt.
Eerste aanpassing
De eerste verduidelijking gaat over de invloed van benodigde maar nog niet bevestigde medewerking van belanghebbenden op de beoordeling of materiële onzekerheid over de continuïteit bestaat (alinea 170.302). Wanneer een rechtspersoon naar verwachting niet meer op eigen kracht aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen, is het van belang na te gaan of aanvullende medewerking van belanghebbenden kan worden verkregen. Wanneer aanvullende medewerking van belanghebbenden benodigd is maar bij het opmaken van de jaarrekening nog niet is bevestigd, is sprake van een verhoogde mate van onzekerheid over de continuïteit.
Dit betekent niet per definitie dat sprake is van materiële onzekerheid over de continuïteit. Net zoals rekening wordt gehouden met de kans dat een toekomstscenario zich voordoet, zal de leiding van de rechtspersoon in deze situatie een inschatting moeten maken van de kans dat de benodigde medewerking (alsnog) kan worden verkregen.
De RJ had in ontwerp-alinea 170.302 opgenomen dat er bijvoorbeeld sprake is van een materiële onzekerheid over de continuïteit wanneer de rechtspersoon niet meer op eigen kracht aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen en het niet voldoende aannemelijk is dat benodigde aanvullende medewerking van belanghebbenden zal worden verkregen. Bij dit voorbeeld is ook aangegeven dat er wel een reële kans bestaat dat de rechtspersoon (een deel van) de bedrijfsactiviteiten zal kunnen voortzetten; anders zou er immers sprake zijn van onontkoombare discontinuïteit en een overgang naar liquidatiegrondslagen.
De RJ wil naar aanleiding van ontvangen commentaren onder de aandacht brengen dat in de situatie van een verhoogde mate van onzekerheid over de continuïteit de benodigde aanvullende medewerking meeweegt in de beoordeling of al dan niet sprake is van een materiële onzekerheid, waarbij de invulling ‘voldoende aannemelijk’ afhankelijk is van de situatie waarin de onderneming verkeert. Op basis van het geheel van de feiten en omstandigheden, inclusief de mate van aannemelijkheid van aanvullende medewerking van belanghebbenden, wordt beoordeeld of er sprake is van materiële onzekerheid over de continuïteit. Daarbij wordt in beschouwing genomen dat als de medewerking van belanghebbenden nog niet geheel zeker is, of deze medewerking wel in zodanige (hoge) mate waarschijnlijk is dat er geen materiële onzekerheid over de continuïteit resteert. De RJ heeft dit in alinea 170.302 nader verduidelijkt.
Tweede aanpassing
De tweede verduidelijking betreft de toepassing van de bepalingen inzake materiële onzekerheid naar analogie voor specifieke rechtspersonen (alinea 170.104). Een rechtspersoon kan: a) zijn opgericht voor een bepaalde tijd waarbij de liquidatie dan wel staking van alle bedrijfsactiviteiten zich voltrekt volgens een bij oprichting bepaald scenario, of b) besluiten om de rechtspersoon te liquideren dan wel alle bedrijfsactiviteiten te staken. Indien de verwachting bestaat dat de rechtspersoon aan al zijn verplichtingen zal voldoen wordt de jaarrekening opgesteld uitgaande van de gebruikelijke grondslagen (en niet op basis van liquidatiegrondslagen) en wordt informatie hieromtrent opgenomen in de toelichting. In bepaalde situaties kan het zijn dat de verwachting is dat de rechtspersoon aan al zijn verplichtingen kan voldoen, maar dat er wel materiële onzekerheid bestaat over deze verwachting.
In alinea 170.104 is nader verduidelijkt dat in die situatie naar analogie dan ook paragraaf 3 ‘Materiële onzekerheid over de continuïteit van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon’ van toepassing is. Dit betekent bijvoorbeeld dat in deze situatie wordt (a) toegelicht dat er een materiële onzekerheid bestaat over de verwachting dat de rechtspersoon aan al haar verplichtingen kan voldoen en wordt (b) een adequate uiteenzetting gegeven van de omstandigheden waarin de rechtspersoon verkeert.
Download hier de nieuwe richtlijn.
Geef een reactie