Karaokecabines vertonen qua inrichting dermate weinig gelijkenis met een attractiepark of speeltuin dat zij niet op één lijn met een dergelijke voorziening kunnen worden gesteld, oordeelt Hof Amsterdam. Anders dan bij attractieparken bestaat er dan ook geen recht op toepassing van het lage omzetbelastingtarief.
In een uitgaanscentrum exploiteert een bv een pand waarin zij het publiek sinds maart 2018 de mogelijkheid biedt tegen betaling gebruik te maken van door haar als ‘karaoke booths’ aangeduide ruimten/cabines. Het pand is dagelijks geopend van (ongeveer) 17:00 tot 1:00 uur. In het weekend gaat het pand enkele uren eerder open en op uitgaansavonden is de sluiting pas om 3:00 uur. De karaokecabines zijn te boeken tijdens de openingsuren. De karaokecabines kunnen standaard voor een tijdsduur van twee uur worden geboekt. Degene die een cabine boekt heeft voor die tijdsduur een recht tot exclusief gebruik daarvan.
Prijs per karaokecabine en per tijdslot
De bv bedingt een prijs per karaokecabine per tijdslot, waarbij de prijs afhangt van het tijdstip en van de capaciteit van de cabine en niet van het aantal personen dat daadwerkelijk van de cabine gebruikmaakt. Tijdens het verblijf in de karaokecabine kunnen de aanwezigen via de tabletcomputer, tegen afzonderlijke betaling, consumpties bestellen.
In haar aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2018 gaat de bv uit van een afdracht van 21% omzetbelasting uit de ontvangen vergoedingen voor het in gebruik geven van de karaokecabines. In bezwaar tegen de teruggaafbeschikking verzoekt de bv om een hogere teruggaaf.
Als argument voert de bv daarbij aan dat voor het in gebruik geven van de karaokecabines het verlaagde omzetbelastingtarief toepassing kan vinden. De inspecteur bestrijdt dat en handhaaft de teruggaafbeschikking.
Verlenen van toegang
In hoger beroep stelt de bv dat de exploitatie van de karaokecabines moet worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening.
Hof Amsterdam reageert hierop door voorop te stellen dat de wetgever de toepassing van het verlaagde omzetbelastingtarief heeft willen beperken tot de vormen van recreatie en vermaak die zijn omschreven in post b.14 van Tabel I onderdeel g Wet OB 1968.
Die evenementen en voorzieningen kenmerken zich in algemene zin erdoor dat zij voor het publiek toegankelijk zijn tegen voorafgaande betaling van een toegangsrecht. Ieder die dat toegangsrecht betaalt, krijgt daardoor het recht gezamenlijk gebruik te maken van de voor die evenementen en voorzieningen kenmerkende culturele diensten en ontspanning.
Volgens het hof houdt het begrip ‘verlenen van toegang‘ in: ‘het aan een persoon tegen voorafgaande betaling verlenen van het recht om, gezamenlijk met anderen die daarvoor ook hebben moeten betalen, te kunnen genieten van bedoelde evenementen en voorzieningen in een besloten ruimte of op een besloten terrein‘.
Onderdeel g is alleen van toepassing voor het verlenen van toegang tot primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen die een attractiepark, speeltuin of siertuin zijn, of die wat inrichting betreft op één lijn kunnen worden gesteld met die voorzieningen.
Voor de karaokecabines van de bv staat, naar het oordeel van het hof, vast dat zij gedurende (in beginsel) twee uur exclusief zijn te gebruiken door degene, of de groep, die de cabine heeft geboekt. De prijs die de bv voor dat gebruik bedingt, is daarbij een prijs voor het gebruik van een cabine met een maximaal aantal personen.
Wat dat betreft kan niet anders worden geoordeeld dat ieder die een toegangsrecht betaalt gezamenlijk met anderen die ook dat toegangsrecht betalen, gebruik kan maken van een karaokecabine.
Geen kenmerken van een voorziening
De cabines hebben daarom niet de kenmerken van een voorziening in post b.14 van Tabel I. Evenmin verleent de bv ‘toegang’ in de zin die is vereist voor toepassing genoemde post. Degene die de cabine boekt bepaalt wie tot de cabine wordt toegelaten, niet de bv.
Het hof oordeelt verder dat de karaokecabines niet één op één te vergelijken zijn met een voorziening zoals een attractiepark. Het in de karaokecabines geboden vermaak is te karakteriseren als primair avond- en nachtrecreatie, of in ieder geval niet als primair dagrecreatie.
Dat is bevestigd in de tijden waarop de karaokecabines kunnen worden geboekt namelijk in de avonduren en nachtelijke uren. Daarentegen zijn voorzieningen als attractieparken, speel- en siertuinen juist primair overdag geopend en worden daar typisch vormen van dagrecreatie geboden.
Tenslotte concludeert het hof dat de karaokecabines qua inrichting dermate weinig gelijkenis vertonen met een attractiepark, speeltuin of siertuin, dat zij niet op één lijn met een dergelijke voorziening kunnen worden gesteld.
Het lage btw-tarief is daarom niet van toepassing.
Geef een reactie