Door het gebruik en genot van een parkeerplaats in de parkeergarage tijdelijk af te staan verdient een bv geld aan de onroerende zaken. Daarmee is voldaan aan de doeleis en is de bv wel degelijk onroerendezaakrechtspersoon, oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De activiteiten van een bv bestaan uit het exploiteren en beheren van parkeergarages en parkeerfaciliteiten. De bv is eigenaar van drie parkeergarages en koopt op 2 maart 2022 nog eens drie parkeergarages in een ander plaats. Over die verkrijging betaalt de bv overdrachtsbelasting.
Op dezelfde dag van de aankoop krijgt een holding de aandelen van de bv in handen. De holding stelt voor rechtbank Zeeland-West-Brabant dat ter zake van de aandelenverkrijging geen overdrachtsbelasting is verschuldigd.
Voldoen aan doeleis
Als reden voert de holding aan dat de bv ten tijde van die verkrijging van de aandelen niet voldoet aan de doeleis en niet kwalificeert als een onroerendezaakrechtspersoon in de zin van artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer.
Die doeleis houdt in dat de onroerende zaken in zijn geheel genomen voor minstens 70% als doel hebben het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaken. Volgens de holding is de terbeschikkingstelling van (delen van) die parkeergarages aan parkeerders ondergeschikt in het geheel van prestaties dat aan de afnemers wordt verricht.
De holding vindt dat het tegen betaling gelegenheid geven tot parkeren de prestatie vormt die door de bv aan de afnemers wordt verricht. Volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant is dat niet het geval. De tijdelijke terbeschikkingstelling van delen van de parkeergarages zijn in die prestatie niet ondergeschikt, maar vormen juist de kern van de prestatie.
Door het gebruik en genot van een parkeerplaats in de parkeergarage tijdelijk af te staan verdient de bv geld aan de onroerende zaken en is derhalve aan de doeleis voldaan.
De rechtbank acht het hierbij niet relevant dat geen sprake is van een exclusief gebruiksrecht van een specifieke parkeerplaats en ook niet of de overeenkomst tussen de bv en de consument juridisch al dan niet kan worden aangemerkt als een huurovereenkomst.
Campingarrest
De holding stelde nog, onder verwijzing naar het Campingarrest van de Hoge Raad, dat de parkeerplaatsen niet dienstbaar zijn aan de exploitatie van de onroerende zaak. Er zou sprake zijn van parkeren voor korte duur, dat geen vaste parkeerplaatsen worden toegewezen maar zogenaamde zwerfplekken en dat bijkomende voorzieningen worden aangeboden.
De rechtbank beaamde dat uit het Campingarrest volgt dat van ondergeschiktheid eerder sprake zal zijn naarmate de vennootschap haar onroerende zaak korter ter beschikking stelt.
Echter, in dat arrest wordt tevens de aanwezigheid van bijkomende (recreatieve) voorzieningen genoemd, waardoor de exploitatie van een camping niet wezenlijk verschilt van de exploitatie van een hotelbedrijf, dat naar de bedoeling van de wetgever niet onder de regeling valt.
In het geval van de holding zijn de bijkomende voorzieningen in de parkeergarages zeer beperkt. Verder is er een wezenlijk verschil in exploitatie tussen een hotel/camping en een parkeergarage. Bij een hotel is immers sprake van bijkomende voorzieningen in de vorm van het aanbieden van logies en daarbij horende verzorging.
Bij de exploitatie van een parkeergarage is daarvan geen sprake.
Geef een reactie