Sinds 1950 is het aantal mensen in Nederland dat alleen woont vertienvoudigd. Volgens het CBS leven in Nederland op dit moment 3.254.000 volwassenen alleen. Over 25 jaar wordt de helft van alle woningen bewoond door een niet-samenwonende eenverdiener of een alleenstaande ouder.
Dit fenomeen geldt ook voor de jonge generatie. Er zijn steeds meer jongeren die geen vaste partner nastreven. Het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft aan dat in 2030 naar verwachting twintig procent van de Nederlanders tussen de 30 en de 35 jaar alleen woont. De maatschappij verandert in rap tempo waardoor extra druk ontstaat op de toch al krappe woningmarkt en de drang naar verduurzaming. De versingeling zal ook invloed hebben op de wijze waarop wij in Nederland pensioen opbouwen.
Pensioen vervalt bij overlijden aan de pensioenuitvoerder
De kring van begunstigden voor een pensioenregeling is namelijk beperkt tot de werknemer zelf, de partner en kinderen tot 25 jaar. Iedere uitkering aan een andere begunstigde of erfgenaam is in strijd met de Pensioenwet en de Wet op de Loonbelasting.
Het gevolg is dat het gereserveerde pensioengeld van een alleenstaande werknemer zonder kinderen, die vóór de ingang van het ouderdomspensioen overlijdt, vrijvalt ten behoeve van de pensioenuitvoerder. De waarde valt dus niet in de nalatenschap, waardoor overige erfgenamen buiten de boot vallen. Een niet zo’n prettig vooruitzicht voor de single werknemer door wie en waarvoor jarenlang premie is betaald aan de pensioenuitvoerder.
Deze vorm van kapitaalvernietiging voor de erfgenamen zal ervoor zorgen dat het draagvlak om (verplicht) pensioen op te bouwen verder zal afbrokkelen door de toenemende versingeling van de maatschappij.
Singles met korte relaties
Minder mensen blijven hun hele leven bij elkaar. En als je eenmaal gewisseld bent van partner, lijkt de kans groter dat je daarna nog vaker gaat wisselen. De looptijd van relaties wordt gemiddeld ook korter. Tot voor kort was het partnerpensioen in veel gevallen een verzekering met een opbouw (waarde) karakter. De verdeling van deze waarde (bijzonder partnerpensioen) vormde een complexe situatie met een onderlinge verrekening. Aanvullend nadeel was dat de eventuele volgende partner met een aanzienlijk lagere partnerdekking te maken kreeg, gezien de afhankelijkheid van toekomstig te maken diensttijd van de werknemer.
Met de komst van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is het partnerpensioen in alle gevallen op risicobasis verzekerd. Vergelijkbaar met een brandverzekering. En ook als je tijdelijk gaat huren, maar je weet niet voor hoe lang, wil je je inboedel verzekeren. Zo gaat het ook met het partnerpensioen. Zo lang je een partner hebt waarmee je een gezamenlijke huishouding voert, is deze verzekerd. Komt de relatie tot een einde, dan wordt deze risicodekking beëindigd. Een eventuele nieuwe partner heeft vervolgens weer recht op een volledig partnerpensioen dat is gebaseerd op een percentage van het salaris van de werknemer. Deze nieuwe wijze van partnerpensioen verzekeren sluit beter aan op de trend van versingeling.
Singles gaan later met pensioen
Uit eerder onderzoek (NIDI) blijkt dat singles later met pensioen gaan dan werknemers met een partner. Singles gaan niet alleen later met pensioen, maar willen dat ook. Het werkzame leven blijkt voor singles vaak belangrijker, omdat hun thuissituatie in het algemeen minder financiële zekerheid biedt en sociale interacties en structuur minder gegarandeerd zijn.
Is extra pensioensparen voor een single nog wel logisch?
Nu we weten dat het pensioenkapitaal vervalt aan de pensioenuitvoerder en singles over het algemeen toch al later met pensioen gaan, is het extra pensioensparen dan nog wel zo’n slimme keuze voor de alleenstaande werknemer?
De meeste pensioenregelingen leveren uiteindelijk geen optimaal pensioenresultaat. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld het op latere leeftijd starten met pensioenopbouw, een stijgend carrièrepatroon, een echtscheiding of simpelweg het hebben van een kwalitatief minder goede pensioenregeling. Extra sparen om vanaf je pensioendatum te kunnen voorzien in je levensbehoefte, blijft dus relevant. Ook voor de alleenstaande werknemer. Maar de kapitaalvernietiging die op de loer ligt en het gebrek aan flexibiliteit van een levenslange pensioenuitkering leiden ertoe dat alleenstaande werknemers op zoek gaan naar een beschikbaar alternatief voor pensioenopbouw.
(Bancaire) lijfrente
Met de komst van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is de fiscale ruimte tussen lijfrente sparen en pensioensparen gelijkgetrokken. Het is toegestaan om jaarlijks totaal 30% van de pensioengrondslag te sparen aan lijfrente en/of pensioen. Bij een bancaire lijfrente is er echter geen sprake van vermogensverlies bij overlijden. Na overlijden van de rekeninghouder vererft de lijfrente aan de nabestaande(n). Kiest een werkende voor een verzekerde lijfrente? Dan kan de werkende zelf kiezen wie een uitkering bij overlijden ontvangt.
Het opgebouwde lijfrentekapitaal kan vanaf pensioendatum worden ingezet voor een tijdelijke uitkering met een minimale looptijd van 5 jaar. Het zijn deze kenmerken die een alleenstaande werknemer als muziek in de oren klinken. Als er naast de reguliere opbouw in de pensioenregeling al fiscaal extra wordt gespaard voor de oudedag, zal de goed geïnformeerde alleenstaande werkende in de meeste gevallen kiezen voor de (bancaire) lijfrente variant.
Bart van de Wouw (CPC MPLA) is pensioenadviseur bij ABAB Accountants en Adviseurs.
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie